Wat in het zuiden van Europa de cipres is, is in Nederland de treurboom en hier in Engeland de taxus. Afgelopen week heb ik er weer veel gezien. Indrukwekkend grote bomen die half over verzakte grafzerken hangen, geven zo’n kerkhof een bijzondere sfeer.
De taxus wordt niet voor niets venijnboom genoemd Bijna alles van deze boom is giftig. Dat gif, taxol, is overigens een veel gebruikt medicijn tegen kanker. Het hout van een taxus is erg buigzaam en daarom werd het vroeger gebruikt om bogen van te maken. De Engelsen gebruikten in de slag bij Azincourt (1415) bogen van taxushout en daardoor hadden hun pijlen een veel groter bereik dan die van hun tegenstanders.
Maar de taxus is voor alles een boom die het eeuwig leven moet symboliseren. Dat is niet zo vreemd. De taxus groeit langzaam, maar hij kan duizenden jaren oud worden en blijft altijd groen. Er zijn fossiele resten van de taxus gevonden die 140 miljoen jaar oud zijn. De boom is in alle opzichten taai en heeft zich aan verschillende klimaatveranderingen aangepast. Als een taxusboom niet gesnoeid wordt, groeien de takken naar de grond en gaan wortelen waardoor sommigen de taxus als symbool van wedergeboorte willen zien. De Germanen, de Kelten, de Romeinen, ze hadden allemaal een bijzondere waardering voor de taxusboom.
De taxus heeft veel schrijvers en dichters geïnspireerd. Engelse romantici zoals Keats, Tennyson en Wordsworth konden niet langs deze kerkhofboom heen. Wordsworth beschrijft bijvoorbeeld de taxus van Lorton Vale in Cumbria, een boom die meer dan duizend jaar oud is.
There is a yew-tree, pride of Lorton Vale,
Which to this day stands single, in the midst
Of its own darkness, as it stood of yore (vroeger):
Not loathe to furnish weapons for the Bands
Of Umfraville or Percy ere they marched
To Scotland’s heaths; or those that crossed the sea
And drew their sounding bows at Azincour,
Perhaps at earlier Crecy, or Poitiers.
Of vast circumference and gloom profound
This solitary Tree! -a living thing
Produced too slowly ever to decay;
Of form and aspect too magnificent
To be destroyed…
Een prachtig beeld: een boom die midden in zijn eigen duisternis staat, een boom ook die te mooi is om kapot te gaan, schrijft Wordsworth. Jammer, maar de storm beschadigde de taxus, zo dat hij nog maar de helft van zijn omvang heeft. Maar goed, hij staat er nog steeds, the yew tree of Lorton Vale.
Sylvia Plath schreef gedichten waarin de taxus een icoon is. (Little Fugue en The moon and the yew tree) In The moon and the yew tree schrijft ze over zichzelf en over de relatie met haar ouders:
This is the light of the mind, cold and planetary
The trees of the mind are black. The light is blue.
The grasses unload their griefs on my feet as if I were God
Prickling my ankles and murmuring of their humility
Fumy, spiritous mists inhabit this place.
Separated from my house by a row of headstones.
I simply cannot see where there is to get to.
The moon is no door. It is a face in its own right,
White as a knuckle and terribly upset.
It drags the sea after it like a dark crime; it is quiet
With the O-gape of complete despair. I live here.
Twice on Sunday, the bells startle the sky —-
Eight great tongues affirming the Resurrection
At the end, they soberly bong out their names.
The yew tree points up, it has a Gothic shape.
The eyes lift after it and find the moon.
The moon is my mother. She is not sweet like Mary.
Her blue garments unloose small bats and owls.
How I would like to believe in tenderness —-
The face of the effigy, gentled by candles,
Bending, on me in particular, its mild eyes.
I have fallen a long way. Clouds are flowering
Blue and mystical over the face of the stars
Inside the church, the saints will all be blue,
Floating on their delicate feet over the cold pews,
Their hands and faces stiff with holiness.
The moon sees nothing of this. She is bald and wild.
And the message of the yew tree is blackness — blackness and silence
Een parafrase:
Dit is het licht dat herinnering doet schijnen, koud en onaards, de bomen zwart. Blauw licht. Grassen storten hun verdriet uit over mijn voeten, alsof ik God ben. Ze prikkelen mijn enkels en prevelen over hun nederigheid. Rokerige, alcoholische nevelen huizen hier, gescheiden van mijn huis door een rijtje grafzerken. Ik weet gewoon niet hoe ik erbij kan komen.
De maan biedt geen opening. Ze is een gezicht dat op zichzelf staat, wit als bot en afschuwelijk overstuur trekt ze de zee achter zich aan als een duistere misdaad; ze is rustig met haar O-gaap van volledige wanhoop, ik woon hier.
Zondags laten de klokken de lucht twee keer schrikken. – Acht dikke tongen bevestigen de uiteindelijke wederopstanding, ze luiden stemmig hun namen.
De taxus staat er, markant, hij heeft een Gothische vorm. Als hij zijn ogen opslaat, ziet hij de maan. De maan is mijn moeder. Ze is niet zo lief als Maria. Haar blauwe kleren, laten kleine vleermuizen en uilen los, ach, hoe graag zou ik in tederheid geloven. – Het gezicht van de afbeelding, verzacht door kaarslicht, richt onschuldige ogen op mij in het bijzonder.
Ik ben diep gevallen. Wolken bloeien blauw en geheimzinnig boven de sterrenhemel. In de kerk zijn alle heiligen blauw, op hun zwakke voeten zweven ze over koude kerkbanken, hun handen en gezichten staan stijf van heiligheid. De maan ziet niets. Ze is kaal en woest. En de boodschap van de taxus is duisternis – duisternis en stilte.
Koud, leeg en eenzaam is de wereld van Sylvia Plath. Ze had geen gelukkig leven. Haar vader (in het gedicht de taxus) stierf toen ze acht jaar oud was. Ze had een slechte verhouding met haar moeder (in het gedicht de maan) en haar hele leven leed ze aan ernstige vorm van depressie. Twee jaar nadat haar relatie op de klippen liep, pleegde ze zelfmoord. Toen Sylvia Plath het gedicht schreef woonde ze in Devon vlakbij een kerkhof met zo’n karakteristieke taxusboom