Geïllustreerd, 160 pagina’s – € 23,50
Besteladres: fonsvanwanroijboeken@gmail.com
Fons van Wanroij beschrijft de laatste jaren van de jonggestorven schilder Dick Ket.
Hij verweeft de beschrijving over leven en werk van de kunstenaar met flarden persoonlijke geschiedenis. Zijn boek verbindt levensverhaal, beeldende kunst, literatuur, muziek en filosofie. Deze brede benadering resulteert in een andere kijk op het werk van Ket.
Dick Ket, geboren met een hartdefect, was de laatste jaren van zijn leven nauwelijks in staat zijn huis uit te komen. Hij was zich steeds bewust van de mogelijkheid plotseling te kunnen sterven. Uit de honderden brieven die hij schreef, blijkt dat hij desondanks zijn leven betekenis kon geven door het maken van schilderijen en tekeningen.
Kunstenaars hebben de mogelijkheid verlies te verwerken of te sublimeren door middel van muziek, beelden of woorden. Dat laat dit boek zien. Het gaat over Dick Ket, maar ook een lang gedicht van Nijhoff en een pianosonate van Beethoven worden uitgebreid besproken. Zijdelings komen hedendaagse kunstenaars als David Bowie en Erwin Olaf aan bod. Dit is een boek over de kunst van het verliezen, maar ook over de kunst van het winnen. Misschien is het bovendien een poging dat wat onherroepelijk voorbij is vast te houden.
De auteur over ‘De kunst van het verliezen’.
In mijn boek staat de schilder Dick Ket centraal, een kunstenaar die mij mijn leven lang heeft gefascineerd. Ik wilde weten waarom en schreef dit boek met de titel ‘De kunst van het verliezen’.
Kunst heeft met kunnen te maken en de kunst van het verliezen is de manier waarop mensen met verlies omgaan. Daarvoor bestaat geen recept. Ieder doet dat op een eigen manier. Kunstenaars hebben de mogelijkheid hun verlies in hun kunstwerk te gebruiken, te verwerken of zelfs te sublimeren.
Kunst kan ook letterlijk gebruikt worden en dan gaat het kúnstwerk over het verlies. In mijn boek gebruik ik de kunst van het verliezen in beide betekenissen.
Verlies is in ons bestaan ingebouwd. Er is geen gebruiksaanwijzing voor hoe wij met verlies moeten omgaan. Misschien is de kunst van het verliezen wel de kunst van het winnen: het belangrijk maken van wat mogelijk is. Dat was mijn uitgangspunt bij het bestuderen van het werk van Ket (en ook dat van Nijhoff en Beethoven).
Dit boek over de kunst van het verliezen gaat over Dick Ket, over een lang gedicht van Martinus Nijhoff en een pianosonate van Beethoven. Die keuze is niet willekeurig, het is een persoonlijke keuze. Ik had uitgaande van de kunst van het verliezen andere schilders, schrijvers en componisten kunnen nemen. Denk bijvoorbeeld aan Van der Heijden (Tonio), Schubert, Munch, Shostakovich. Ik noem overigens wel andere kunstenaars. Zo ga ik in op het laatste kunstwerk van David Bowie of op drie prachtige zelfportretten van Erwin Olaf, maar leven en werk van Dick Ket staan centraal in mijn boek. Ik wilde het gedicht Awater en de sonate opus 110 van Beethoven daarmee verbinden.
Het boek bevat drie verschillende verhalen over de kunst van het verliezen.
Centraal staat Dick Ket die door een aangeboren hartafwijking de laatste tien jaar van zijn bestaan geen normaal leven kon leiden.
Daarnaast vertel ik over Martinus Nijhoff die in Awater o.a. het overlijden van zijn broer en zijn moeder verwerkte.
Ten slotte schrijf ik over Ludwig van Beethoven die met zijn pianosonate opus 110 afscheid nam van zijn Ferne Geliebte.
Dick Ket was zich de laatste tien jaren van zijn leven, constant bewust van de mogelijkheid dat hij plotseling zou kunnen overlijden. Wat een aangekondigde dood met een mens doet, had ik zelf enkele keren van dichtbij ervaren. Die ervaring beïnvloedde het kijken naar het werk van Ket. Door fragmenten persoonlijke geschiedenis geobjectiveerd te vertellen hoop ik voor de lezer invoelbaar te maken waarom Ket dat wat hij op het punt stond te verliezen in zijn werk gebruikte.
Ket verwerkte de aangekondigde dood in zijn werk:
in zijn zelfportretten laat hij nadrukkelijk de symptomen van zijn hartziekte zien. Hij schilderde de laatste tien jaar van zijn leven uitsluitend portretten en stillevens. In die kunstwerken drukt hij soms zijn verlangen uit naar een leven dat onbereikbaar was voor hem. Hij beeldt posters af van een scheepvaartmaatschappij of het boekomslag van een boek met de titel L’Île de volupté (eiland van wellust). Je hebt mensen die kunnen leven en die daadkrachtig zijn en mensen die daar niet toe in staat zijn, die zich moeten ‘behelpen’ met kunst en filosofie schreef Ket. Hij rekende zichzelf tot de laatste categorie. Ket kwam de laatste tien jaar van zijn leven nauwelijks nog de deur uit.
Af en toe maakt de kunstenaar heel concreet duidelijk dat het levenseinde hem bezighoudt. Dan schildert hij bijvoorbeeld een opengeslagen boek. We zien de laatste bladzijde en nog net het woord ‘fin’. Daar is geen woord Frans bij.
Dick Ket wilde in zijn werk leven en dood met elkaar wil verbinden. Hij schildert voorwerpen die gesleten zijn, die waarneembaar een leven achter de rug hebben. Hij is fijnschilder, een vakman die ieder barstje en alle craquelé in aardewerk en emaillen kommetjes kan laten zien.
Ten slotte wilde hij in zijn werk zijn levensbeschouwing tot uitdrukking brengen. Zijn zienswijze komt erop neer dat alles en iedereen deel uitmaakt van een besloten geheel waarin de natuurwet van de eeuwige afwisseling geldt. Binnen dat grote geheel, noem het natuur, zijn tegengestelde krachten werkzaam, maar die krachten wisselen elkaar af. Het is die theorie (gebaseerd op de eerste hoofdwet van de thermodynamica) die er – in de opvatting van Ket – noodzakelijk toe leidt dat uit het slechte het goede voortkomt. Een troostrijke gedachte voor iemand die het voor wat betreft zijn gezondheid slecht getroffen had. Heel markant werkt hij die evenwichtsgedachte uit in twee portretten (van hemzelf en zijn verloofde) uit 1933 en uiteraard bespreek ik deze werken uitvoerig in mijn boek.
Dick Ket schreef bijna dagelijks brieven. Honderden brieven zijn bewaard gebleven. Ze laten zich lezen als een dagboek. Hij vertelt over ditjes en datjes, maar ook over zijn problemen, over kunstbeschouwing en zijn filosofische opvattingen. Hij heeft voor zover ik weet niet kennisgenomen van het werk van Spinoza, maar veel beschouwingen die ik vond in zijn brieven laten zien dat zijn opvattingen heel dicht bij die van de grote filosoof liggen. Spinoza hield zich bezig met de kunst van het verliezen en ik besteed daarom aandacht aan de Ethica, die handleiding voor het leven. Ook de Essays van Montaigne komen aan bod. Net als Montaigne was Ket voortdurend bezig met zelfonderzoek.
Dit boek is geen kunsthistorische studie. Ik heb Nederlands gestudeerd en dat is merkbaar in mijn boek. Ik heb gebruik gemaakt van het werk dat kunsthistorici gedaan hebben, maar uitgangspunt bij het schrijven was voortdurend de kunst van het verliezen. Ik wilde de kunsten met elkaar verbinden. Dat is mijn handelsmerk en mijn boek kenmerkt zich door een generalistisch benadering van het gekozen onderwerp. Mijn boek biedt veel afwisseling, maar het heeft een overduidelijk waarneembare rode draad van het begin tot het einde.
Gelukkig had de schilder uit Bennekom het talent niet bij de pakken neer te gaan zitten. Op het laatst schilderde hij nog een ‘monument’ voor zichzelf en zijn vader. Hij was heel erg gesteld op zijn vader en wist dat hij die vader moest verliezen. Hij heeft hem vastgelegd, zodat wij kijkers nog steeds kunnen zien hoe dol die twee mannen op elkaar waren. En dat het schilderij onvoltooid is gebleven, maakt het voor mij alleen maar sterker.