Het Groninger landschap is zoals de mensen die er al eeuwen wonen. Het is geen open boek. Je moet het leren lezen.
Hier geen imposante bergen, watervallen of woeste beken. Geen vuurspuwende vulkanen of druipsteengrotten.
Het indrukwekkendste onderdeel van het Groninger land is de lucht. Die lucht en de wolken erin zijn een wezenlijk onderdeel van het landschap. Wie uit is op het grootse in deze streken moet omhoog kijken. Als de wind in mei weken lang wisselend vanuit het noordoosten en noordwesten waait, zijn de luchtlandschappen imponerend.
Ook is het aan te raden op de knieën of op de buik te gaan als je van het Groningen wilt genieten. Vanuit zo’n laag standpunt zie je dan ineens de overblijfselen van een oude kwelderwal, een eiland, een terp of een dijk in het landschap.
Het Groninger landschap ‘opent’ zich op een totaal andere manier vanuit een vogelperspectief. Vanuit de lucht zie je restanten van oude rivierlopen, prachtige mozaïeken en structuren die van alles vertellen over een de infrastructuur van eeuwen geleden.
Het landschap zit vol contrasten. Nergens in Nederland is het contrast tussen stad en land zo groot als hier. Dat is een aangename tegenstelling en het is jammer dat die onherroepelijk gaat verdwijnen. Eigenlijk begon het al mis te gaan toen aan het eind van de negentiende eeuwen de stadswallen geslecht werden. In onze tijd wordt het land tussen de stad Groningen en de omliggende dorpen volgebouwd. Zelfs langs het Reitdiep woekert de huizenschimmel niet te stuiten in noordelijke richting omhoog. De Ploegschilders is de teloorgang van het landschap onder Dorkwerd gelukkig bespaard gebleven.
De stad rukt op in het landschap. In het oosten is ze al meer dan vijfentwintig jaar tot staan gebracht: de Noorddijkerweg scheidt de stadswijk Lewenborg van het bijna verdwenen ‘dorpje’ Noorddijk. Het eeuwenoude kerkje ligt nu al meer dan een kwart eeuw aan de stuurboordwal van een wijk die vanuit de lucht gezien de vorm heeft van een gestrand schip.
Wie plezier wil beleven aan het Groninger landschap moet het kleine kunnen waarderen. Grafzerken bij de oude Groninger kerken zijn bijzondere details in het land. Niet alleen de vorm van de zerken of de bijzondere afbeeldingen op de grafstenen.
Prachtige teksten zijn er te vinden op het kerkhof van Noorddijk. Er is weinig over van dit dorp dat in de vroege Middeleeuwen ontstond vlakbij de rivier de Hunze en aan een voetpad van de stad Groningen naar Bremen. In 1968 werd de gemeente Noorddijk opgeheven. Wat rest van het dorp zijn een stuk of wat huizen en een romano-gotische kerk. De pastorie aan de overkant van de weg is een paar jaar geleden vervangen door een keurig Legohuis.
Het is juni. Er zit onweer in de lucht. De zon is gesmoord in grijze dampen. Ik duw het zware ijzeren hek open en loop het kerkhof op. Vanuit een van de oude lindebomen bij de gracht begint een merel te zingen. Hij krijgt antwoord van een soortgenoot aan de andere kant van de weg. Twee bejaarde boeren in lichte zomerpakken en linnen schoenen fietsen uiterst langzaam voorbij. Alsof ze een berg beklimmen. Wat niet waar is. Ergens in Leeuwenborg toetert een auto.
In de kerk hoor je vooral het geluid van het uurwerk. Het klinkt als een regelmatige puls, een hartslag. Het hart is jaren geleden uit de kerk gehaald en wat rest is het geluid van bloed dat rondgepompt wordt in deze donkere, sombere ruimte die regelmatig gebruikt schijnt te worden als trouwzaal.
Ik ben blij als ik weer buiten sta tussen de zerken die voorzien zijn van prachtige grafdichten.Sommige zerken hebben alleen maar gebeitelde teksten. Er zijn klachten en ook lofzangen. Nooit vond ik zoveel poëzie als op dit kerkhof.
Een tijdje geleden las ik dat veel zerken hier verdwenen zijn. Wie heeft ze weggehaald, vraag ik me af en in wiens opdracht? Zulke dingen gebeuren. Ook het monumentje dat Dominee Antonius Driessen en zijn vrouw Beerta Clara Wichers in 1784 lieten zetten voor hun zoontje Arend Ludolf is er niet meer. Het kind verdronk, nog geen vijf jaar oud. Het verdriet van de vader, een in de hijvorm in steen gebeitelde klacht, is niet meer in Noorddijk te lezen, maar de tekst past tussen de andere steengedichten:
myn zoon, myn eenige, myn ooglyn, liefde en lust!
zyns moeders kroon en troost, vond hier zoo vroeg zyn rust.
myn zoon, myn eenige, zoo schoon, zo fris in ’t groeyen,
als ooit een lely of een lenteroos kan bloeyen,
viel spelend in den vloed en zonk in de eeuwigheid!
de moeder heeft haar kroost met teer gevoel beschreid,
de vader zwygt, daar hy zyn schat moet wedergeeven,
en heeft dit grafdicht met een bloedend hart geschreven.
In een paar regels wordt de tragedie van meer dan tweehonderd jaar geleden opgeroepen. De huilende moeder, de zwijgende vader en dat BLOEDENDE hart. Antonius Driessen blijkt een dichter te zijn, een gepassioneerd dichter. Ik zoek en vind dat de man een jaar na de dood van zijn zoontje een dichtbundel uitgaf : Proeve van Stichtelijke Gedichten en Mengelingen. Als het hart bloedt, wil de gestileerde emotie nog wel eens loskomen.
Het Groninger land, je moet ervan leren genieten en degene die zijn ogen en oren openhoudt, zal merken dat hier het maaiveld vol juwelen ligt.