Oldendorp – Finis terrae (2005)

Bijgewerkt 2020

Er zijn mensen die op een warme zomerdag een wandelroute uitzetten. Zo’n wandeling gaat over verharde wegen, over hoge dijken maar ook over landwegen. Gelukkig zijn in dit druk bevolkte deel van Europa nog karrensporen, dubbele sporen met in het midden een kam groen gras. Ze zijn voor de wandelaar in de zomer een genot en ze leiden vaak door de mooiste gebieden. Maar. het is niet altijd verstandig zo’n in de zomer bedachte wandeling in de winter te gaan maken. Dat merk ik nu een wandeltocht maak die mij aangeboden wordt door de samenstellers van een boekje met de vrolijke titel Op Stap. Het gebied waar ik wandel ligt aan de rand van Duitsland in het Dollardgebied. De weg ernaar toe voerde me door land waar in de Middeleeuwen ooit drieëndertig dorpen in een woeste zee verdwenen. Nu zijn er langs de rivier de Eems en ook langs de Dollard forse dijken aangelegd waarover gelopen kan worden. Gevaarlijk is het niet, maar ook niet aangenaam. Het is waterkoud. Ergens achter die loodgrijze lucht moet de winterzon schuil gaan. Ik merk er niets van. Wel zijn er wolken die afwisselend regen en hagel aanvoeren. Ze komen en gaan net als de ganzen die hier overal in dit verregende land grazen. Het pad waarop ik loop is volledig kapot gereden door tractoren. Het is eigenlijk geen pad, het is vooral water. Ik spring van kluit naar kluit over de slappe klei die net zo verzadigd van water is als de grijze lucht erboven. Overal op het pad groenkleurige ganzenpoep. Klei en poep, daar moeten ze hier toch wat mee kunnen. In badinstellingen gebeuren de vreselijkste dingen. Misschien wordt zo’n mengsel van klei en poep bij een ontspanningstherapie of een heilmassage op zo’n groot Duits lichaam gesmeerd.
Wat doe ik hier, vraag ik me af. Ik ben op weg naar Oldendorp, een boerengehucht een paar honderd meter landinwaarts bij de Dollard.

De wierde Oldendorp moet al vóór het jaar duizend opgeworpen zijn. Aldonthorpe wordt in een document uit 909 genoemd samen met ander Oost Friese woonplaatsen met namen als Borssum, Jerzem, Hlarfliatha, Hinuti, Lathamuthon ad ostium Ledaeamnis, Rarughem, Hrisinghem, Weinere, Timberlae, Uuestarhusum, Wolsation en Widobasholte. Je tong breekt als je zulke oude namen wilt uitspreken, toponiemen die Germaans, Fries en Latijns tegelijk klinken.

Aldonthorpe is kennelijk de moeite waard om te wonen. Het ligt dicht bij het water en rondom het dorp is vruchtbare grond. De mensen leefden hier, zoals op zoveel plaatsen in het noorden, van de opbrengst van gemengde landbouw gecombineerd met visserij. De grond moest wel beschermd worden en daar werd rond het jaar 1000 aan gewerkt. Het is de tijd waarin in deze gebieden overal dijken worden aangelegd. Die eerste dijken stelden niet zoveel voor. Ze waren niet veel hoger dan anderhalve meter. Regelmatig waren er stormvloeden waar zo’n dijk niet tegen kan. Overstromingen bezorgden de bewoners bij de Dollard in de Middeleeuwen en ook later veel ellende. Vermoedelijk konden de bewoners van Oldendorp het op hun wierde redelijk droog houden. In het midden van de dertiende eeuw woonden meer mensen dan nu op deze hoogte. Zij bouwden het kerkje dat verscholen ligt achter de bomen en huizen. Het lijkt nog het meest op een stevige schuur. De muren zijn hier en daar 1.20 meter dik. Naast de kerk een lage klokkentoren .

Ik ken een vrouw die al bijna een eeuw leeft. Ze werd geboren in een tijd waarin de eerste auto’s begonnen te rijden. Er was geen radio, geen televisie, geen pinautomaat en geen computer. Alle leeftijdgenoten die ze kent, zijn inmiddels overleden. Zij is overgebleven. Zo oud worden, dat voelt eenzaam.
Aan haar moet ik denken als ik het kerkje van Oldendorp zie.
De eenzaamheid van zo’n gebouw. Blijven staan tussen een poenerige Duitse villa en een smerige boerderij met kuilbulten, zurig ruikend gras overdekt met plastic en heel, heel veel autobanden.
Wat heeft zo’n gebouw aan zich voorbij zien trekken? Op de wierde Aldonthorpe werden huizen gebouwd en afgebroken, bomen geplant en geveld. Mensen werden geboren, werden verliefd, werkten op de vruchtbare klei of voeren met hun boten vanuit Ditzum op de waddenzee en stierven. Eeuwen lang werden ze, afhankelijk van hun sociale klasse, in of buiten de kerk begraven.
Wat maakten die mensen mee tijdens hun korte leven. Wat gebeurde er met het kerkje gedurende die eeuwen? Van de meeste oorlogen die gevoerd werden vanaf 1250 zal het kerkje niet veel gemerkt hebben. Soms kwam zo’n oorlog akelig dicht bij, maar de meeste veldslagen werden elders gevoerd. Dat geldt niet voor de Tweede Wereldoorlog. Emden dat niet ver van Oldendorp aan de overkant van de Dollard ligt, werd vanaf het begin van de oorlog door de geallieerden aangevallen. Van die prachtige stad, ooit toevluchtsoord voor Nederlanders, is nauwelijks wat overgebleven De mensen uit Oldendorp en het nabij gelegen Ditzum moeten ’s nachts uit de verte het geluid van de vliegtuigmotoren gehoord hebben. Ze hebben gezien hoe de hemel aan de overkant van het water hel verlicht werd als de bommen op de stad gegooid werden. Wie leuchtende Weinachtsbäume sahen die nach unten fallende Leuchtkörper aus, schrijft een ooggetuige. Er zijn Wehrmachtsberichten waarin de Duitsers de bombardementen van de stad Emden beschrijven. Net als in recente oorlogen vertellen deze berichten dat de Engelse piloten het vooral gemunt hadden op burgerdoelen. In zo’n bericht staat dat sommige Engelse vliegtuigen gehinderd werden door het Duitse afweergeschut. Zij gooiden hun bommen in der näheren und weiteren Umgebung wahllos ab . Ik weet dat dit soort bommen tijdens de Tweede Wereldoolog enkele keren in de buurt van Oldendorp zijn gevallen. Bommen hebben in Emden bijna alle historische gebouwen verwoest. Wat na de oorlog overbleef was modder, beton en ruïnes. Het zeven eeuwen oude kerkje van Oldendorp werd door de bommen niet geraakt. Toch kwam het niet zonder schade door de oorlog. Ik loop langs de westelijke muur en zie de gaten waar kogels in zijn geslagen.

Meer dan zeven eeuwen heeft het kerkje achtereenvolgens katholieke en gereformeerde Oldendorpers onderdak geboden. Pastoors droegen er missen op en na de reformatie leidden dominees avondmaalplechtigheden. Van de pastoors die in deze noordelijke streken gewerkt hebben weten we niet veel. Over de dominees is meer bekend. De bezoeker van het kerkje in Oldendorp kan de namen van twee dominees vinden op stenen uit de zeventiende en uit de achttiende eeuw. Op de achttiende eeuwse grafsteen lees ik:

Hier onder rüst het stofvelyke deel van den wol eerwarden her Harmannus Poppen Rosendahl. En leeven vel geagt evangelie Dienaar te deser Gemente.

Het was me al vaker opgevallen dat in dit stukje Duitsland overal op grafzerken Nederlandse teksten te lezen zijn. Ik zoek na en vind dat al aan het einde van de zestiende eeuw het westelijk deel van Oost Friesland onder invloed van de Nederlandse Calvinisten kwam. Die Calvinisten zorgden ervoor dat in scholen en kerken in het Nederlands onderwezen en gepreekt werd. Tot 1800 hield men in de gereformeerde kerken van Oost Friesland hardnekkig vast aan dat Nederlands. In de loop van de negentiende eeuw werd het Duits op gereformeerde scholen en bij het catechismusonderwijs ingevoerd. Pas aan het einde van die eeuw verdween het Nederlands definitief uit de kerk.

We kennen nog een naam van een dominee die in die negentiende eeuw in het Nederlands preekte. Dominee Feenders studeerde theologie in Groningen en werd in 1837 beroepen in Oldendorp. Hij hield een dagboek bij en dank zij zijn aantekeningen kunnen we het een en ander over het leven in het negentiende eeuwse Oldendorp te weten komen. Ik zou zijn dagboek willen lezen, maar ik heb het niet kunnen vinden. Wel kan ik me dank zij de archieven een voorstelling maken van die negentiende eeuwse dominee die zo lang geleden in die boerengemeente werkte. Hij was al vroeg kaal en hij had een bril met jampotglazen. Hij moet erg proper zijn geweest, kittèg, lees ik ausserst reinlich. Er duldete keine Flecken am Kleid. Feenders zou het met de overbuurman om die reden goed hebben kunnen vinden. In het glad geschoren gazonnetje rondom die prachtwoning staat geen grasje verkeerd. Alles even keurig, een en al burgermanstrots. In zijn achtertuin heeft de eigenaar een enorme verdedigingswal opgeworpen waardoor hij niet meer naar het havenplaatsje Ditzum en naar de dijk langs de Eems en de Dollard kan kijken. Moge de God van Duitsland dit soort mensen die eeuwenoude monumenten proberen te overschaduwen met hun wanstaltige bouwsels tot de orde roepen. Ik loop terug naar Ditzum, een leuk havenplaatsje. Pal voor de kerk staat een afschuwelijk benzinestation.