Bewerkt in 2020
Vijftig jaar lang, tot 1995 was Derk de Groot eigenaar van het kleinste café van de wereld. In 1945 volgde hij zijn vader op als uitbater. Die had het 16 jaar volgehouden in de ruimte van twaalf vierkante meter aan de Rodeweg. ‘Toen al was aan de gevel het bord met met de woorden café vergunning per maat en per glas bevestigd,’ aldus De Groot, die tegenwoordig in de buurt van de oude stadsgracht woont.
Heineken bracht jaren geleden een bericht in de wereld over een nog kleinere horecagelegenheid in Maastricht. Mooi niet, dacht Derk de Groot en hij reisde af naar Maastricht. Daar constateerde hij dat Maastricht een klein café heeft, maar niet zo klein als het zijne. Heineken had Derk de Groot nog niet gerehabiliteerd of de Japanners meldden dat het kleinste café ter wereld in Japan te vinden is.
Houdt het dan nooit op, dacht Derk de Groot en hij ging naar Japan waar hij met een meetlat in de hand constateerde dat zich inderdaad in Japan een cafe van niets bevindt, maar – jammer voor de Japanners – de kroeg aan de Rodeweg was 2 ½ vierkante meter kleiner. In die ruimte van 12 vierkante meter kunnen, zo beweert De Groot, achtenveertig personen.
Over de geringe afmetingen van de tapperij aan de Rodeweg doet in de stad nog een verhaal de ronde. Eens zouden er na een voetbalwedstrijd meer dan vijftig mensen in de kroeg hebben gestaan. Iemand was onwel geworden en zou – zo gaat het verhaal – het loodje hebben gelegd. Pas toen iedereen uitgedronken was en de laatste klant het café verlaten had werd de overledene ontdekt.
Het cafe aan de Rodeweg staat er al lang. De Groot vermoedt dat het honderdvijftig jaar bestaat. Voor het cafe lag vroeger het Boterdiep, vertelt De Groot. Schippers dronken er een klokje en ook mensen die vracht voor de schepen af kwamen leveren, kwamen in het café dat toen nog het ‘Hogelandster veerhuis heette’. Goede herinneringen heeft de heer De Groot aan de consumptie van de eerpelkraabers, mannen die aardappels gingen rooien in het noorden van de provincie en die daarmee veel geld verdienden. Het verdiende geld werd gedeeltelijk in drank omgezet in het cafe aan de Rodeweg.
Er werd veel omgezet in het cafe. De jenever kwam jarenlang met vaten, later in containers uit Schiedam. Als je een muur om Groningen zou zetten en je deed daar alle jenever in die de Derk de Groot gedurende die vijftig jaar heeft geschonken, dan verzoop iedereen binnen die muur, dat weet de voormalige kroegbaas zeker.
De heer De Groot wist hoe hij met zijn klanten moest omgaan. Als cafébaas was hij streng maar rechtvaardig. Een man waar niemand om heen kon. Er was nooit slagerij in zijn cafe. Wanneer iemand zich ernstig misdroeg deelde de heer De Groot een gele kaart uit. Twee keer een gele kaart, dan stond je bij wijze van spreken al bijna buiten. De derde keer kreeg degene die zich misdragen had de rode kaart. Hij mocht dan nooit meer naar binnen. De Groot was onverbiddelijk.
Vijf keer heeft hij in die vijftig jaar de rode kaart uitgedeeld. De laatste keer aan iemand die het na twee waarschuwingen had gewaagd een van de stamgasten een stuk van de duim af te bijten. Hij probeerde desondanks binnen te komen, bestelde via een maat bier, terwijl hij buiten stond, maar… hij kwam er niet meer in en … hij kreeg niets.
Gelukkig heeft De Groot nu hij niet meer zo goed ter been is geld genoeg om af en toe per taxi naar zijn oude cafe te gaan. Daar drinkt hij staandebeens een paar pilsjes aan de tap en laat zich vervolgens weer per taxi thuis brengen.