Daniel Mendelsohn: Verloren (2007)

Subtitel: Op zoek naar zes van de zes miljoen

Motto:   Sunt lacrimae rerum

Mensen, hele gewone mensen woonden er zestig jaar geleden in Bolechow, een Galicisch stadje ver weg in Europa. Mensen die bijvoorbeeld een avondje uitgingen en in een zaal van een katholiek gemeenschapscentrum naar een Amerikaanse film keken. Het is september 1941. Een paar weken later is deze bioscoop een hel waarin negenhonderd joodse inwoners van het stadje zijn gepropt. Sommigen stikken meteen. De meesten ‘leven’ nog even, worden mishandeld, gedwongen tot de vreselijkste dingen, ontmenselijkt, vernederd en vermoord waarna ze uiteindelijk als oud vuil worden gedumpt in een greppel buiten Bolechow .
Dat zijn huiveringwekkende feiten die te lezen zijn in ‘Verloren, op zoek naar zes van de zes miljoen’, een boek van Daniel Mendelsohn. De schrijver wil als klein kind al weten wat er gebeurd is met zijn oudoom Schmiël, diens vrouw en hun vier dochters. Deze mensen verdwenen lang geleden in de holocaust, in Bolechow. In de familie van de schrijver emotioneert die ramp iedereen na zoveel jaren nog steeds, maar niemand praat erover. Nu de schrijver de veertig gepasseerd is, wil hij weten. Hij wil een antwoord hebben op zoveel vragen: wat voor mensen waren die zes verloren familieleden, hoe en door wie zijn ze vermoord?

Het boek is in de eerste plaats het verslag van een zoektocht. De schrijver noteert brokstukken informatie die hij krijgt van overlevenden van de holocaust, van de mensen die hij dichtbij huis in de Verenigde Staten en ook ver weg in bijvoorbeeld Zweden, Australië of Israël opzoekt. De verhalen die hij soms toevallig en vaak op het nippertje aan de stokoude getuigen weet te ontfutselen, maken hem duidelijk wanneer en op welke gruwelijke wijze deze zes gewone mensen zijn vermoord.
Op zeker moment realiseert Mendelsohn zich hoe nonchalant hij de wereld over reist, met overlevenden praat, die met letterlijk niets dan zichzelf hebben overleefd. Hij realiseert zich dat hij hun de ‘rijke’ voorraad foto’s kan laten zien die zijn familie al jaren bezit. Foto’s waarnaar hij zoveel gekeken heeft, waarover hij droomde toen hij opgroeide, beelden van gezichten die voor hem, van en in zichzelf geen enkele emotionele betekenis hadden, maar die voor de mensen aan wie hij ze laat zien opeens weer de wereld en het leven waaruit ze zo lang geleden waren weggerukt in herinnering te roepen.
Mendelsohn is classicus. En hij vertelt op die plaats in de roman over Aeneas. Aeneas overleefde de verwoesting van Troje en in de bruisende, nieuwe stad Carthago bezoekt hij een tempel. In die schitterende, nieuwe tempel verstijft hij als hij op de muren een muurschildering ziet van beelden uit de Trojaanse oorlog. Voor de Carthagers is die oorlog niet meer dan een decoratief motief, iets om de muren van hun nieuwe gebedshuis mee te versieren; voor Aeneas betekenen die afbeeldingen veel meer. Terwijl hij staat te kijken naar die schildering, die een schildering is van zijn leven, barst hij in tranen uit en prevelt hij die beroemde zin die het motto is geworden van Mendelsohns roman: sunt lacrimae rerum. Er zijn tranen in de dingen.

‘Verloren’ is een huiveringwekkend boek dat niet alleen het relaas van een zoektocht bevat. Het is ook het verhaal van de familie van de schrijver, van de overlevenden, van de opa van de schrijver bijvoorbeeld die – al is hij inmiddels overleden – een grote en bijzondere rol speelt in dit boek. Deze twee elementen verbindt Mendelsohn op een bijzondere wijze met een exegese van de eerste hoofdstukken van de Bijbel.

Wat heeft dat wroeten in het puin van het verleden hem opgeleverd? Niet alle feiten, niet alle verhalen, maar genoeg om te zien wat er verloren is gegaan en genoeg om de contouren van oudoom Schmiël en zijn gezin een beetje scherper te krijgen. Alles gaat in de loop van de tijd verloren constateert Mendelsohn, maar het loont de moeite ‘even’ iets van wat verdween (maar ook van wat er nog te vinden is) te redden.

Mendelsohns boek laat ook zien hoe oorlogsomstandigheden mensen veranderen. In oorlogstijd is het moeilijk uit te maken wat goed en wat kwaad is. De schrijver oordeelt niet over degenen waarvan hij vermoedt dat ze zich schuldig voelen over hun eigen rol in de oorlog. Hij oordeelt bijvoorbeeld niet over zijn opa, al vermoedt hij dat die geliefde man op zekere moment een keuze gemaakt heeft die hij achteraf heeft moeten betreuren. Hij weet maar al te goed waartoe ieder mens, ook hij zelf, in staat is.

Het boek van Mendelsohn gaat over slachtoffers van de holocaust in Oost-Europa. Voorjaar 2008 verschijnt de Nederlandse vertaling van Les Bienveillantes van Jonathan Littell. In dit boek worden dezelfde huiveringwekkende feiten over de genocide in Oost-Europa beschreven, maar dan vanuit het standpunt van een dader. Het is een buitengewoon goed geschreven boek, waarin ik – net als in het boek van Mendelsohn – enige tijd gewoond heb. oktober 2007