Vijftien jaar geleden las ik een boekje met de titel Prestissimo. De schrijfster, Grethe Wehmeyer, beweert daarin dat wij de klassieke muziek in de meeste gevallen twee keer te snel spelen. Zij baseert zich daarbij onder meer op een theorie van Willem Retze Talsma die in 1980 ‘ontdekte’ dat we de metronoomgetallen niet goed interpreteren.
In de dertiende eeuw begon men in de muziek een verschil te maken tussen korte en lange noten. Dat kon, omdat er op dat moment betere uurwerken waren. Drie eeuwen later drongen musici er steeds meer op aan de absolute duur van de noten vast te leggen. Veertig jaar nadat Huygens het slingeruurwerk had uitgevonden maakte een Fransman een instrument om muziek te meten en in 1814 presenteert Maelzel zijn metronoom.
Een dirigent als Lully sloeg de maat, letterlijk, hij stampte met een stok op de vloer, bewoog de stok omhoog, stampte voor de tweede keer enzovoort. Dat werd hem helaas fataal. Hij raakte bij het slaan van de maat één keer niet de vloer, maar zijn voet en overleed aan de gevolgen daarvan.
De metronoom geeft de maat mechanisch aan: als we vier tikken horen dan hebben we twee tellen in een maat. Talsma meent nu dat de achttiende- en vroeg negentiende-eeuwse tempobepalingen verkeerd geïnterpreteerd worden. We gaan er vanuit dat twee tikken van een metronoom gelijk is aan twee kloppen van een dirigent op de vloer, maar volgens Talsma is een klop op de vloer gelijk aan een volledige slingerbeweging van een metronoom. Twee tikken is een klop. We spelen veel klassieke muziek dus twee keer te snel en door deze vergissing is het te verklaren dat veel etudes uit Carl Czernys Schule der Geläufigkeit niet te spelen zijn als je uitgaat van onze interpretatie van de metronoomgetallen. Het zelfde geldt voor de symfonieën van Van Beethoven.
Wehmeyer zet zich af tegen de huidige muziekpraktijk waar virtuositeit en snelheid te veel nadruk krijgen. Ook Mozart klaagde overigens al over het te snelle spel: vor dem Tisch hat er (Abbé Vogler) mein Concert…Prima vista-herabgehudelt. Das erste stuck gieng Prestissimo das Andante allegro und das Rondo wahrlich Prestissimo. Den Bass spielte er meistens anderst als es stund, und bisweilen machte er ganz eine andere Armonie und auch Melodie. Es ist auch nicht anderst möglich, in der geschwindickeit. Die augen könnenes nicht sehen, und die hände nich greifen…