Tijd en eeuwigheid

Een over heel Europa bekend verhaal gaat als volgt: iemand valt in slaap en wordt na lange tijd (soms honderden jaren) wakker in een totaal veranderde wereld. 

Men leest een exempel: een heylich vader began te peysen op dat veersken want dusent jaren voor u ooghen sijn als den dach van gisteren die overleen es, so badt hij gode dat hij hem soude willen vertoonen de minste bliscap des eeuwichs levens. 

Ende corts daer nae begonster een vogelke te singhene bij hem …..

Een monnik gaat op een zomerse middag wandelen in de kloostertuin. Hij loopt in de schaduw van een rijtje olijfbomen. Gefilterd zonlicht valt op het pad voor hem. Een vogel in een hoge boom zingt en zingt. De monnik hoort het, maar hij heeft net gegeten en na het eten moet een monnik brevieren. Zijn lippen bewegen langzaam. Als hij aan de rand van de kloostertuin is gekomen, gaat hij zitten en luistert naar de vogels. Nu ziet hij dat het meeste geluid komt van een vogeltje met een gele bef. De toppen van de bomen bewegen in de wind, er trekt een enkele wolk voorbij. Dan valt hij in slaap.

Als hij wakker wordt wil hij terug, maar er is iets helemaal mis met hem. Hij kan het klooster niet terug vinden. Hoe kan dat en waar is hij? Wat is dat voor stenen bouwwerk? Eromheen appelbomen, wijnranken en olijfbomen. Bij het kerkhof wijzen twee cipressen naar de hemel. Voor de ingang van het kerkhof ligt een grote steen. Het is de steen die voor de ingang van zijn klooster ligt. Wat is er aan de hand? Is hij gek geworden? Een monnik met een bruine pij komt naar hem toe. Het moet iemand zijn die in zijn klooster woont, maar hij kent hem niet. De man vraagt hem wat, maar hij hoort het niet, stamelt wat, wordt niet begrepen.

Hij gaat naar binnen in het bouwwerk. Het is een klooster. De abt is een bedachtzame stille man. Hij luistert naar zijn verhaal. De taal die de monnik spreekt is niet de taal die de monniken in het klooster spreken. Het is de taal die in oude documenten en boeken te vinden is. De abt vraagt hem wie de abt is van zijn klooster. Hij begrijpt wat hem gevraagd wordt en noemt een naam. Die middag worden oude kronieken bestudeerd. Dan vinden ze de naam van de abt die hij genoemd heeft. Hij stierf 375 jaar geleden. Vijf jaar daarvoor was een monnik uit het klooster na het middagmaal met een brevier in de hand de kloostertuin in gelopen. Men had hem nooit weer terug gezien

…..Sij hebben die croniken oversocht, ende ghevonden dat hij hadde wtgheweest IIIC ende LXXV jaren. Siet soo veel jaren dochten hem maer een oft twee uren; wat sout dan gheweest hebben int eeuwich leven.

Een heel oud verhaal is dat van de Zeven Slapers. Het gaat over zeven mannen die vanwege hun geloof vervolgd worden door keizer Decius. Ze verbergen zich in een grot en worden wakker in de tijd van keizer Theodosius . Ze hebben doorgeslapen tot het moment dat de streek waarin ze leven tot het Christendom bekeerd is. Bij hun ontwaken worden ze als heiligen vereerd. 

Niet alleen in sagen, ook in sprookjes kunnen mensen langdurig in slaap vallen. Iedereen kent wel Dornröschen, een sprookje dat aan het begin van de negentiende eeuw door de gebroeders Grimm werd opgetekend. Een vergelijkbaar sprookje tekende Perrault al in de zeventiende eeuw op: La belle au bois dormant.  

In de Franse literatuur is er een twaalfde-eeuws verhaal over de slapende Guingamor en in de Engelse literatuur is er het dertiende-eeuwse verhaal over Thomas the Rhymer. Ook voor Guingamor en Thomas the Rhymer ging de tijd snel voorbij, niet omdat ze geestelijk in vervoering raakten, maar omdat ze geschaakt werden door elf.

Tijdens vakantie ontdek ik stukjes sluimerende bewustzijn. Dan droom ik bijvoorbeeld van mensen die er nu al zo lang niet meer zijn en die ’s nachts bij mij op bezoek komen. Vannacht droomde ik over iemand die zijn afstudeerscriptie wilde inleveren, maar die ontdekte dat hij daar vijf jaar te laat mee was. Had hij al die jaren geslapen? Waar was hij al die tijd geweest? Dromen geven nooit antwoorden op vragen; ze roepen vragen op. De docenten waren stom verbaasd toen hij bij hen kwam met zijn scriptie. Hij was die student die lange tijd geleden verdwenen was. Ook de student begreep er niets van, omdat de tijd hem een loer had gedraaid. Waarom droom ik nou zoiets. Komt het door Elegie van Ton de Leeuw die we zingen: Milles ans sont pour vous…..