O blakerend gewest van hitte allerwegen,
Hoe stoffig is uw grond, de droogte is ’n ramp.
Eer ik van dorst bezwijk, wil ik een buitje regen.
Water, voor ‘k sterf door zonnesteek of kramp.
O zinderende woestijn, schiereiland van miljoenen,
Van leuterenden, gebarenden, ijsverkopers, krekels monotoon,
Van ezels groot en klein van dorpjes om te zoenen.
U ontvangt geen eerbetoon van deze verhitte persoon.
Uw klefferig klimaat maakt mij het bloed
Tot pap; ik zing niet meer, ik schrijf niet meer, ik zweet
O Spanje brandend door geloof oorlog en zonnegloed,
Ik heb het heet, heet heet…snikheet.