Billy Collins

Another Reason Why I Don’t Keep A Gun In The House

The neighbors’ dog will not stop barking.
He is barking the same high, rhythmic bark
that he barks every time they leave the house.
They must switch him on on their way out.

The neighbors’ dog will not stop barking.
I close all the windows in the house
and put on a Beethoven symphony full blast
but I can still hear him muffled under the music,
barking, barking, barking,

and now I can see him sitting in the orchestra,
his head raised confidently as if Beethoven
had included a part for barking dog.

When the record finally ends he is still barking,
sitting there in the oboe section barking,
his eyes fixed on the conductor who is
entreating him with his baton

while the other musicians listen in respectful
silence to the famous barking dog solo,
that endless coda that first established
Beethoven as an innovative genius.

Nog een reden waarom ik geen wapen in huis heb

De hond van de buren houdt niet op met blaffen.
Hij blaft met het zelfde hoge, ritmische geluid
waarmee hij altijd blaft als ze het huis verlaten.
Alsof ze hem aanzetten wanneer ze naar buiten gaan.

De hond van de buren houdt niet op met blaffen.
Ik doe alle ramen dicht in huis
en zet een Beethovensymfonie op zo hard als maar kan
maar ik hoor hem nog steeds door de muziek,
blaffen, blaffen, blaffen.

en nu kan ik hem ook zien zitten in het orkest,
z’n kop blakend van zelfvertrouwen alsof Beethoven
een partij schreef voor blaffende hond.

Als de cd-opname eindelijk ophoudt, blaft hij nog steeds,
zit in de hobosectie en blaft,
zijn ogen gericht op de dirigent die
hem smeekt met zijn dirigeerstok

terwijl de rest van het orkest vol eerbied, stilletjes
luistert naar de beroemde solo voor blaffende hond,
een eindeloze coda die voor het eerst bewijst
wat voor vernieuwend genie Beethoven was.

Litany

You are the bread and the knife,
The crystal goblet and the wine…

Jacques Crickillon

You are the bread and the knife,
the crystal goblet and the wine.
You are the dew on the morning grass
and the burning wheel of the sun.
You are the white apron of the baker,
and the marsh birds suddenly in flight.

However, you are not the wind in the orchard,
the plums on the counter,
or the house of cards.
And you are certainly not the pine-scented air.
There is just no way that you are the pine-scented air.

It is possible that you are the fish under the bridge,
maybe even the pigeon on the general’s head,
but you are not even close
to being the field of cornflowers at dusk.

And a quick look in the mirror will show
that you are neither the boots in the corner
nor the boat asleep in its boathouse.

It might interest you to know,
speaking of the plentiful imagery of the world,
that I am the sound of rain on the roof.

I also happen to be the shooting star,
the evening paper blowing down an alley
and the basket of chestnuts on the kitchen table.

I am also the moon in the trees
and the blind woman’s tea cup.
But don’t worry, I’m not the bread and the knife.
You are still the bread and the knife.
You will always be the bread and the knife,
not to mention the crystal goblet and–somehow–the wine.

Litanie

Jij bent het brood en het mes,
de kristallen bokaal en de wijn.
Je bent de dauw op het gras in de ochtend
en het brandende wiel van de zon.
Je bent de witte voorschoot van de bakker
en de moerasvogels die plotseling opvliegen.

Hoe het ook zij, je bent niet de wind in de boomgaard,
de pruimen op de toonbank
of het kaartenhuis.
En je bent zeker niet de lucht die naar dennen geurt.
Dat is uitgesloten, jij bent niet de lucht die naar dennen geurt.

Het is mogelijk dat je de vis onder de brug bent
of misschien zelfs de duif op het hoofd van de generaal
maar je bent zelfs niet intiem genoeg
om een veld met korenbloemen in de schemering te zijn.

En een vluchtige blik in de spiegel maakt duidelijk
dat je noch de laarzen in de hoek
noch de rustende boot in het botenhuis bent.

Het zou interessant voor je kunnen zijn om te weten,
nu we het hebben over de rijkdom aan beelden van deze wereld,
dat ik het geluid van regen op het dak ben.

Het toeval wil dat ik ook nog een vallende ster ben,
het avondblad dat door de laan weg waait
en de mand met kastanjes op de keukentafel.

Ik ben ook de maan in de bomen
en het theekopje van de blinde dame.
Maar maak je niet bezorgd, ik ben niet het brood en het mes.
Jij bent nog steeds het brood en het mes.
Jij zult altijd het brood en het mes zijn,
En dan heb ik het nog niet over de kristallen bokaal en – op een of andere manier ook – de wijn

Forgetfulness

The name of the author is the first to go
followed obediently by the title, the plot,
the heartbreaking conclusion, the entire novel
which suddenly becomes one you have never read,
never even heard of,

as if, one by one, the memories you used to harbor
decided to retire to the southern hemisphere of the brain,
to a little fishing village where there are no phones.

Long ago you kissed the names of the nine Muses goodbye
and watched the quadratic equation pack its bag,
and even now as you memorize the order of the planets,

something else is slipping away, a state flower perhaps,
the address of an uncle, the capital of Paraguay.

Whatever it is you are struggling to remember,
it is not poised on the tip of your tongue,
not even lurking in some obscure corner of your spleen.

It has floated away down a dark mythological river
whose name begins with an L as far as you can recall,
well on your own way to oblivion where you will join those
who have even forgotten how to swim and how to ride a bicycle.

No wonder you rise in the middle of the night
to look up the date of a famous battle in a book on war.
No wonder the moon in the window seems to have drifted
out of a love poem that you used to know by heart.

Vergetelheid

Eerst verlies je de naam van de schrijver
dan, gehoorzaam gevolgd door de titel, de inhoud
het hartverscheurende einde, de hele roman
wordt eensklaps een boek dat je nooit hebt gelezen,
waar je nooit van gehoord hebt.

Het is of de herinneringen die je met je meedroeg stukje bij beetje
het besluit hebben genomen zich terug te trekken op de zuidelijke hersenhelft
naar een vissersdorpje waar geen telefoon is.

De namen van de negen Muzen gaf je lang geleden al een afscheidskus
je moest merken dat de vierkantsvergelijking z’n biezen pakte
en zelfs nu, als je de rangorde van de planeten probeert op te roepen,

is er weer iets anders dat je ontglipt, een beschermde bloemsoort misschien,
het adres van een oom, de hoofdstad van Paraguay.

Wat je je ook wanhopig probeert te herinneren
Het ligt niet meer op het puntje van de tong,
is niet verstopt in een donkere hoek van je sombere bewustzijn.

Het is weggespoeld met de donkere mythologische rivier
waarvan de naam begint met een L, als je je die tenminste nog herinnert,
je bent een hele eind op weg naar de vergetelheid, waar jij je zult voegen
bij hen die zelfs niet meer weten hoe ze moeten zwemmen of fietsen.

Geen wonder dat je midden in de nacht opstaat
om de datum te zoeken van een beroemde veldslag in een oorlogsboek.
Geen wonder dat de maan voor het raam lijkt weggedreven
uit een liefdesgedicht dat je ooit uit je hoofd kende.

Genesis

It was late of course,
just the two of us still at the table
working on a second bottle of wine

when you speculated that maybe Eve came first
and Adam began as a rib
that leaped out of her side one paradisal afternoon

Maybe, I remember saying,
because much was possible back then,
and I mentioned the talking snake
and the giraffes sticking their necks out of the ark,
their noses up in the pouring Old Testament rain.

I like a man with a flexible mind, you said then,
lifting your candlelit glass to me
and I raised mine to you and began to wonder
what life would be like as one of your ribs –
to be with you all the time,
riding under your blouse and skin,
carged under the soft weight of your breasts,

your favorite rib, I am assuming,
if you ever bothered to stop and count them

which is just what I did later that night
after you had fallen asleep
and we were fitted tightly back to front,
your long legs against the length of mine,
my fingers doing the crazy numbering that comes of love.

Genesis

Het was ongetwijfeld laat,
alleen wij tweetjes nog aan tafel
zwoegend op een tweede fles wijn

toen jij bedacht dat eerst Eva kwam
en dat Adam begon als een rib
die uit haar zijde wipte op een paradijselijke namiddag.

Het is mogelijk, ik herinner me dat we het erover hadden,
want er was toen nogal wat mogelijk,
en ik zei iets over de sprekende slang
en over de giraffen die hun nek buiten de ark staken,
hun neuzen opgeheven in de neerdalende Oud Testamentische regen.

Ik houd van mannen met een flexibele geest, zei jij toen,
en je hief je door kaarslicht beschenen glas naar me omhoog
en ik proostte met je en begon me af te vragen

hoe het leven eruit zou zien als een van jouw ribben –
die zo lang ik weet bij jou hoort,
en die je meeneemt onder blouse en huid,
besloten onder het zachte gewicht van je borsten,

jouw favoriete rib, dat veronderstel ik
als je ooit de moeite nam om erbij stil te staan en ze te tellen

wat ik nou net wel deed later die avond
nadat jij in slaap was gevallen
toen wij dicht tegen elkaar aan lagen kont tegen voorkant,
jouw lange benen tegen mijn lengte,
mijn vingers bezig met die idiote nummering vanwege de liefde.

Grave

What do you think of my new glasses
I asked as I stood under a shade tree
before the joined grave of my parents,

and what followed was a long silence
that descended on the rows of the dead
and on the fields and the woods beyond,

one of the one hundred kinds of silence
according to the Chinese belief,
each one distinct from the others,

but the differences being so faint
that only a few special monks
were able to tell one from another.

They make you look very scholarly,
I heard my mother say
once I lay down on the ground

and pressed an ear into the soft grass.
Then I rolled over and pressed
my other ear to the ground,

the ear my father likes to speak into,
but he would say nothing,
and I could not find a silence

among the one hundred Chinese silences
that would fit the one that he created
even though I was the one

who had just made up the business
of the one hundred Chinese silences—
the Silence of the Night Boat,

and the Silence of the Lotus,
cousin to the Silence of the Temple Bell
only deeper and softer, like petals, at its farthest edges.

Graf

Wat vinden jullie eigenlijk van mijn nieuwe bril
vroeg ik. Ik stond in de schaduw van een boom
voor het dubbelgraf van mijn ouders,

er volgde een lange stilte
die neerdaalde op de rijen overledenen
en op de velden en bossen aan de overkant,
een van de honderd soorten stilte
volgens de Chinese opvatting,
elk van die stiltes is verschillend

maar de verschillen zijn zo klein
dat alleen een paar bijzondere monniken
in staat zijn ze afzonderlijk te benoemen.

Die bril maakt wel een intellectueel van je,
hoorde ik mijn moeder zeggen
toen ik op de grond lag

en ik drukte een oor in het zachte gras.
Draaide me om en drukte
mijn andere oor op de grond,

het oor waar mijn vader graag in sprak,
maar hij zou niks gezegd hebben,
en ik kon de stilte niet vinden

bij de honderd Chinese stiltes
die zou kunnen passen bij de stilte die hij achter liet
ook al was ik degene

die het net had over
de honderd Chinese stiltes –
de stilte van de nachtboot

en de stilte van de Lotus,
die lijkt op de stilte van de tempelklok
alleen wat dieper en zachter, als de uiteindes van bloemblaadjes.

The death of the Hat

Once every man wore a hat.

In the ashen newsreels,
the avenues of cities
are broad rivers flowing with hats.

The ballparks swelled
with thousands of straw hats,
brims and bands,
rows of men smoking
and cheering in shirtsleeves.

Hats were the law.
They went without saying.
You noticed a man without a hat in a crowd.

You bought them from Adams or Dobbs
who branded your initials in gold
on the inside band.

Trolleys crisscrossed the city.
Steamships sailed in and out of the harbor.
Men with hats gathered on the docks.

There was a person to block your hat
and a hatcheck girl to mind it
while you had a drink
or ate a steak with peas and a baked potato.
In your office stood a hat rack.

The day war was declared
everyone in the street was wearing a hat.
And they were wearing hats
when a ship loaded with men sank in the icy sea.

My father wore one to work every day
and returned home
carrying the evening paper,
the winter chill radiating from his overcoat.

But today we go bareheaded
into the winter streets,
stand hatless on frozen platforms.

Today the mailboxes on the roadside
and the spruce trees behind the house
wear cold white hats of snow.

Mice scurry from the stone walls at night
in their thin fur hats
to eat the birdseed that has spilled.

And now my father, after a life of work,
wears a hat of earth,
and on top of that,
a lighter one of cloud and sky—a hat of wind.

De Dood van de Hoed

Er was een tijd waarin iedere man een hoed droeg.

In de grauwe bioscoopjournaals
de straten van de steden
stromen brede hoedenrivieren .

De voetbalstadions zwollen
door duizenden strooien hoeden,
met randen en banden,
rijen mannen rokend
en juichend in hemdsmouwen.

Hoeden waren de regel.
daar werd niet over gepraat.
een man zonder een hoed viel op in een menigte.

Je kocht ze bij Hinderickx en Winderickx
die brandden je initialen in goud
in de rand aan de binnenkant van de hoed.

Trolleys gingen kriskras door de stad.
stoomschepen zeilden de haven in en uit.
Mannen met hoeden stonden bij elkaar op de steiger.

Er was iemand die je hoed perste
en een garderobedame die erop paste
als je iets dronk of een runderlap
met doppers en gebakken aardappels at.
in je kantoor was een kapstok voor hoeden.

Op de dag dat de oorlog uitbrak
droeg iedereen op straat een hoed.
en toen een schip met mensen verzonk in de ijzige zee
droegen ze allemaal hoeden.

Mijn vader droeg er iedere dag een op zijn werk
en als hij weer naar huis ging
met de avondkrant,
de winterkou kwam van zijn overjas.

Maar nu gaan we blootshoofds
door de winterse straten,
staan zonder hoed op ijskoude perrons.

Vandaag de dag dragen brievenbussen langs de straat
en sparrenbomen achter het huis
koude, witte sneeuwhoeden.

Muizen haasten zich ’s nachts van de stenen muren
in hun dunne bontmutsen
om gemorst vogelzaad te eten.

En nu draagt mijn vader, na een leven werken,
een hoed van aarde,
en boven op die hoed
een lichtere van wolk en lucht – een hoed van wind.