Fantasie in C

Zo staat het geschreven: twintig mei van het jaar 1785
trouwde een mij onbekende David van der Maren, in Leiden,
met Aukje Atsma uit Leeuwarden. In Wenen schreef
Mozart die dag zijn Fantasie in C.

Wat is tijd? De koelte van de zee
kruipt over akkers en weilanden
naar het erf waar tafels en stoelen
zijn achtergebleven: tijd is een zomeravond,

een telefoonnummer van een overleden vriend, geur
die aan kleren is blijven hangen, liefdesbrieven zorgvuldig
aan elkaar gebonden in een schoenendoos op zolder.
Tijd is herinnering, maar ook verwachting.

Zoals Mozart zijn Fantasie laat beginnen, vanuit de diepte zoekend,
alsof hij zijn instrument aan het stemmen is, dwaalt hij improviserend
door kamers van tonaliteit, verrast, imponeert; zonder indruk
te willen maken opent en sluit hij deuren en eindigt waar hij begon.

In deze tijd van gebroken kleitabletten jammeren de gevallen zuilen
van Palmyra, vullen schorre schreeuwers onze hoofden
met hun platgeestig getwitter en geblaat, in deze tijd
moeten we de dichters uit hun schelpen halen, zangers

als Mozart op onze schouders tillen. In de labyrinten
van onze hersenanatomie, in buitenbocht van herinnering
moet de verbeelding ruim baan krijgen. Zonder haar zijn we niets,
blijven boeken ongelezen, worden melodieën niet gehoord.