Dat ik lange tijd de pianosonates van Beethoven in verband gebracht heb met de vioolsonates en partita’s van Bach berust op een misverstand. Ik kan dat uitleggen. In de zomer van 1965 hoorde ik die vioolmuziek van Bach voor het eerst. Die zomer deden de Beatles Nederland aan, ze maakten een rondvaart door de grachten van Amsterdam en kregen van studenten van het Amsterdamse conservatorium de verzamelde pianosonates van Ludwig van Beethoven…. Dat dacht ik goed onthouden te hebben tot ik gisteren las dat de Beatles in de jaren zestig van Amsterdamse studentjes in 1964 en niet in 1965 de Beethovensonates kregen zoals ik jaren lang dacht. Zouden de Beatles na dat bezoekje aan Nederland wraak genomen op die arrogante conservatoriumstudentjes, immers eind juli 1964, een paar weken nadat ze de pianosonates in ontvangst hadden genomen, maakten ze een cover van Chuck Berry’s Roll over Beethoven.
Ik kan me niet herinneren dat ik dat Beatlenummer toen gehoord heb. Ik had in die tijd helemaal niets met Rock and Roll en ik kreeg in de zomer van 1965 zeker niet the rockin’pneumonia laat staan dat ik behoefte had aan a shot of rhytm and blues.
Ik werkte vanaf eind juni een paar maanden als kelner op de veerboot van Emden naar Borkum, omdat ik me tijdens mijn eerste studiejaar misdragen had. Had te veel geld uitgegeven en moest in vakantietijd mijn schulden afbetalen.
Eind juli was dat geregeld en ik verdiende zo goed dat ik geld overhield waarvan ik een versterker en een draaitafel kocht. Bij een platenzaak las ik in een folder dat de sonates en partita’s voor viool van Johan Sebastian Bach net waren uitgebracht. Ik kende al een beetje de weg in het werk van Bach, wist bijvoorbeeld van de cellosuites, maar had nog niet gehoord van de muziek voor viool solo. Ik besloot de gok te wagen en bestelde de cassette met sonates en partita’s. Ook kocht ik de partituur. De platen werden begin augustus in Emden bij Der Lindenhof (het restaurant waarvoor ik werkte) bezorgd.
Op een zinderende, windstille zaterdagnamiddag in augustus lag de boot waarop ik werkte in het haventje van Borkum. De laatste lawaaierige toeristen waren met een treintje afgevoerd naar attracties verderop. Wij, kelners, hingen over de railing en genoten van het aangename weer. Meeuwen scheerden boven het slik. Hun hoge kreten mengden zich met het geluid van borden die in het binnenste van het schip op elkaar werden gestapeld. Terwijl wij een snelle steltloper die op het slik vóór ons naar wormpjes zocht volgden, kwam een van de matrozen aan lopen met een draagbare pick-up: Hé Fonz, du wolltest deine Schalplatten abspielen?
Dat wou ik, maar dat wou ik alleen, want ik begreep heel goed dat de muziek van Bach mij bij zeemannen niet populair zou maken. Het was 1965. Wij hadden thuis inmiddels een jaar of vijf televisie en ik had een jaar geleden gekeken naar een destijds spraakmakende uitzending over Remco Campert. In de serie Literaire ontmoetingen droeg hij Niet te gelovenvoor, een gedicht waarin Campert zich erover verwondert dat hij, knaap nog, de zilverwitheid van een berkenstam bezong, terwijl om hem heen de bevrijding werd gevierd en whisky als water vloeide en hij besluit:
Alles zoop en naaide,
heel Europa was een groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.
En ik bedeesde jongeling
moest nodig
de reine berk bezingen
en zijn bescheiden bladerpracht.
Eigenlijk was ik op dat moment zo’n knaap. In mijn eentje zat ik daar aan het eind van de kade in de zinderende hitte met een partituur in mijn handen, luisterend naar de door Grumiaux gespeelde sarabandes, allemandes, doubles, gigues en fuga’s. De vioolmuziek dwarrelde over het wad, akkoorden, arpeggio’s en uitwaaierende notenslierten glierden uit de speaker van dat lullige pick-upje, vermengden zich met de geluiden van de boven het kleikleurige slik weg zeilende vogels. In de verte tufte een bootje voorbij.
De sonates en vooral de partita’s reken ik tot de mooiste muziek. Ik draaide de platen met die prachtige muziek gedurende mijn studententijd. Daarna keek ik er niet meer naar om. Dat was ook niet nodig, ik had ook van deze muziek iedere noot, ieder loopje, iedere frase opgeslagen.
De uitvoering van Grumiaux werd, ruim voor het tijdperk waarin de cd de plaat verdrong, al ouderwets. Die oude opname is voor de liefhebbers al een tijdje op cd te beluisteren. Ik ben nooit in de verleiding gekomen die dierbare muziek opnieuw te kopen. Soms moeten goede herinneringen maar herinneringen blijven. Dat vond ik lange tijd, maar een tijdje geleden heb ik een cd met een nieuwe uitvoering van mijn favoriete muziek voor soloviool gekocht. Viktoria Mullova speelt de muziek van Johan Sebastian Bach zo weergaloos mooi. Ik kan nu – na bijna een halve eeuw – Grumiaux achter me laten.