voor Nanne van der Werff
Hoe gaat het met je lief, klein kerkje
daar bij Delfzijl, zo dicht bij zee?
je dorp, Heveskes, is verdwenen
Zeg kerkje, hoe gaat het er nu mee?
Je staat daar op die lege vlakte
je bent gestrand, zeg is dat fijn?
je bent alleen overgebleven.
Zeg, kerkje, zeg me, doet dat pijn?
Toen God hier nog de baas was
en niet het havenschap Delfzijl,
was jij het midden van Heveskes
je was voor niets en niemand veil
Bij oorlog, stormvloed, slechte tijden
bood je bescherming en een dak
je overleefde zoveel grote rampen
dit doorsta je ook wel met gemak
Toen ze lang geleden je deuren sloten,
lief klein kerkje, zo dicht bij de zee,
waren alle gelovigen verdwenen
stopte de laatste dominee.
Jij bleef alleen, jij lief, klein kerkje
hoe eenzaam moet het voor jou zijn.
Meubels en uurwerk zijn vertrokken
Zeg, kerkje, zeg me, doet dat pijn?
Soms denk ik aan ’t dorp Heveskes
aan armhoes, bakker kruidenier
weg is dat dorp; onder dezelfde luchten
hoor ik nu fabrieken zwijgend zuchten.
Hoe gaat het met je lief, klein kerkje
daar bij Delfzijl, dichtbij de zee.
Je dorp, Heveskes, is verdwenen
Zeg kerkje, zeg hoe gaat het er mee?