Afscheid

Toeval bestaat niet, zei Mulisch in een interview, alles gebeurt met een reden. Niks is toeval en toeval is niks. De wereld lijkt misschien van toeval aan elkaar te hangen maar dat is geen toeval. Daarvoor is het te toevallig. Er zit een heel plan achter. Een plan dat verdomd moeilijk te doorgronden is, maar het is te doorgronden en mij is het gelukt, als ik zo onbescheiden mag zijn om dit te zeggen. En natuurlijk mag ik dat, niemand houdt mij tegen. Het proces om het doorgronden is dan weer zo ondoorgrondelijk als maar mogelijk is.

Gisteren werd hij begraven. Ik heb zelden een aanvechting om het televisieverslag van een begrafenis of van een huwelijk van een publiek persoon te bekijken. Ieder jaar gaat de reportage van de aankomst van Sinterklaas aan mij voorbij, maar het verslag van de begrafenis van Mulisch wilde ik niet missen. Het voelde in zekere zin als een verplichting. Van een groot schrijver moet je als lezer op gepaste wijze afscheid nemen. Helaas, de dag van gisteren was vol gepland met een repetitie en een concert, zodat ik tussendoor niet meer dan een kwartiertje kon kijken. Ik schakelde de tv aan op het moment dat de kist met de overleden schrijver, voorafgegaan door een klezmerbandje, op de begraafplaats aankwam. 

Een paar minuten tevoren had ik via de autoradio gehoord dat even verderop in Amsterdam, in het Concertgebouw, Mahlers Auferstehungssymfonie uitgevoerd werd. Bestaat toeval? Mulisch filosofeerde er veel over in zijn boeken.

Vanmorgen hebben ik samen met mijn vrouw – leve uitzending gemist – alsnog aan de ontbijttafel in ochtendjas de uitzending van de vorige dag kunnen zien. Die begon met min of meer de zelfde beelden die ik de vorige dag zag: mannen in witte kostuums liepen muziek makend voor de kist van de overleden schrijver uit. Die kist werd tussen de winkelende mensen door van het huis van de overledene naar de schouwburg gedragen. De weemoedige muziek van de mannen in hun witte pakken voegde zich prachtig met de straatgeluiden, het geraas van auto’s en het hoge, snerpende metalen geluid van een tram die door de bocht ging.

De herdenking in de schouwburg had allure. Pianomuziek, filmreportages en indrukwekkende toespraken. Een waardevol afscheid! Het was in de eerste plaats een eerbetoon aan de overleden schrijver, maar het was ook een voorbeeldige protestdemonstratie van intellectueel en artistiek Nederland. Zaterdagmiddag 6 november liet een kleine groep zien dat de beschaving in deze barbaarse tijden waarin Nederland naar de pijpen van een democratisch gekozen charlatan danst, nog lang niet dood is.

Ik luisterde naar ontroerende toespraken en naar de pianomuziek, nota bene Schuberts fantasie in f! Op het laatst van de herdenking waren er filmbeelden. Mulisch had die beelden zelf vele keren bekeken, zei z’n dochter en was iedere keer als hij ze zag weer geëmotioneerd. Het was een reportage over vier meisjes die een kudde paarden op het Wad redden. De schrijver zag dat filmpje een paar jaar geleden op het journaal en hij niet alleen. Een onverwachte najaarsstorm had veel Noordzeewater in de Waddenzee gestuwd en zo waren heel veel paarden door het zeewater ingesloten. Ik herinner me de indrukwekkende beelden van lang geleden. Nu zag ik het filmpje weer. Het was voor de gelegenheid gecombineerd met Wagnermuziek en – ik ben geen Wagnerliefhebber – maar de combinatie van die traag voortbewegende  paarden in de Waddenzee die achter die meiden te paard galoppeerden, klopte. Ik moet niets hebben van heroïek, maar toch …. ik liet me helemaal meeslepen. Net als de schrijver, die nu begraven werd hielden we de ogen niet droog bij het zien van die indrukwekkende beelden. Uit de ogen van mijn vrouw drupten de grootste tranen. Niemand kan zo wenen als zij. Buiten was het na een overvloed aan regenachtige dagen zo maar ineens prachtig weer. Terwijl die paarden zich elegant door het water van de Waddenzee ploegden, keek ik even uit het raam. Een klein vogeltje hipte van tak naar tak in een rozenstruik, ’n vogeltje dat ik nog nooit had gezien. Ik stootte mijn vrouw aan: kijk nou eens! Ze veegde met de mouw van haar ochtendjas haar rode ogen en we zagen samen een klein vogeltje dat met zijn snaveltje langs de rozenblaadjes zocht naar kleine insecten: Ach, een goudhaantje, riep ze. Toeval? Wie het weet mag het zeggen.