Huizinge – Hel en Hemel (2005)

bewerkt 2020

De kleistreek boven de stad Groningen is geen wandelgebied. Toch kun je er wel een mooie wandelroute maken vanaf Middelstum over Toornwerd via Ewsum naar Huizinge en dan weer terug naar Middelstum. Deze route wil ik niemand aanbevelen, omdat ik hem voor me zelf wil houden. Ik maak de wandeling nu al vele jaren en in alle jaargetijden en ik ben gehecht geraakt aan bijna ieder onderdeel van dit rondje. Het smalle kerkenpad vanaf Middelstum, dwars door het weiland. Vóór me uit het torentje van Toornwerd. De wierde waar hele stukken uitgehapt zijn, zodat de huizen die bleven staan op verspreid liggende eilandjes zijn komen te liggen. De omhoog lopende weg bij de linde van Toornwerd. De knotlindes van Ewsum die ik ieder seizoen in de gaten houd, zoals een boer zijn land. Ten slotte het uitzicht vanaf Ewsum op het kerkje van Huizinge. Wat ik zie, zag ik eerder op zestiende-eeuwse schilderijen. Veel mensen hebben zo’n ervaring als vaarten, sloten en plassen bevroren zijn en als hedendaagse elementen door tijdloze sneeuw bedekt zijn. Ook dan kunnen de beelden van nu samenvallen met de beelden van weleer. We zien in onze eenentwintigste eeuw wat Avercamp of Van Goyen driehonderd jaar geleden zagen. Het is vreemd zegt Rutger Kopland als we bedenken hoe niets ons leven zou zijn zonder de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd.

Vandaag ligt het kerkje er prachtig bij. Ik loop met een vriend over de weg van Middelstum naar Huizinge. Het vriest een beetje. Ver weg in het weiland zie ik vier reeën die ons in de gaten houden: drie van hen grazen, één staat op de uitkijk. Huizinge ligt aan de horizon in een dun, blauwgrijs waas. De bomen op de wierde lijken met potlood getekend. Voor het kerkje is geen begroeiing. Tussen ons en het dorp strekt zich een enorme geploegde akker uit. De vette kleirimpels hebben iets van golven. De voren liggen in rijen te glimmen en dat terwijl er geen zon is te bekennen. Even lijkt het of Huizinge aan zee ligt, wat niet zo is.
.
We lopen over een nat uitgeslagen klinkerpaadje en een betonbruggetje naar het hoogste punt van de vierkante wierde. Daar stond meer dan acht eeuwen geleden op het hoogste punt al een kerk. Een eeuw later werd op de zelfde plaats een romano-gotisch gebouw neergezet. Het heeft opvallende ronde en spitse bogen, nissen en portaaltjes, alles even fraai gemetseld met stoere kloostermoppen. Waarom geniet ik zo van al die tinten rood en bruin van die eeuwenoude stenen?

Ik zie een kindergrafje. Binnen het hekwerk werd lang geleden een meisje begraven met de naam Reina. ‘Kleine Reina’ lees ik het op een smeedijzeren schild. Naast haar het graf van een jongetje dat nooit man werd. Hij heeft wel een mannennaam: Luppardus. Luppardus Cornelis, wat een naam voor zo’n kleintje. Ik hoor zijn moeder al roepen: Luppardus, Luppardus….thuiskomen!
Ik heb iets met kerkhoven. Als kind was ik er al door gefascineerd. Het smeedijzeren hek van het kerkhof van mijn geboortedorp dat zo gemeen piepte als je het open deed. Daarachter de plek die op een of andere manier met de hemel of de hel was verbonden. In een hoekje lagen de ongedoopte kinderen waarvan wij met absolute zekerheid wisten dat ze in de hel terecht gekomen waren. Hun stiekem begraven lichaampjes maakten duidelijk dat de volwassenen hun beperkingen hadden, dat ze niet tegen God op konden. Die kinderen waren daar – omdat het moest – sluiks gedumpt.

We kijken door een nis in de muur naar binnen en zien een kolossale gebeeldhouwde zerk. Ik had daar al over gelezen. De grafsteen ligt boven een grafkelder die ooit eigendom was van de bewoners van een borg even buiten het dorp. Vervoer in vroeger tijden. Geen kraan, geen heftruck en geen vrachtauto. Zo’n stuk Belgisch hardsteen werd per boot vanuit België naar het noorden vervoerd en kwam over het Huizingermaar tot dicht bij de kerk. Daar hebben ze de zerk van ongeveer twintig ton de wierde op gekregen.Vraag mij niet hoe. Hij kon niet door de deur van de kerk naar binnen. Bij de laatste restauratie werd duidelijk dat de steen de kerk in kwam via een sleuf die in de fundering van de noordmuur werd gehakt.

We willen de kerk van binnen bekijken en lopen het dorp in om de sleutel van de kerkdeur te halen. In een fraai gerestaureerd huis is Reint Wobbes die alles weet van kerken aan het werk. Hij sluit zijn computer af en loopt met ons mee. Reint weet niet alleen veel van kerken, maar ook over de geschiedenis van Groningen. Zijn overleden vrouw zei: Je hoeft niet eens een kwartje in Reint te gooien. Hij praat zo maar een uur vol. Reint is het type leraar dat met zijn enthousiasme veel mensen weet te inspireren. Op weg naar de kerk vertelt hij aan een stuk door over de geschiedenis van het dorp, over een pastorie die in de jaren vijftig afgebroken werd en over de doopsgezinden die hier samenleefden met de gereformeerden. Niet om te laten horen wat hij weet, maar wel omdat hij er vol van is. Leuk.

Mompou: Musica Callada (angelico)

Leven zonder geluid is niet voor ons;
meer voor engelen, geluidloos zwevend
in witte gewaden tussen hemel en aarde.

Emo van Huizinge geloofde in boze geesten.
In zijn kroniek lees ik dat hij zijn ziel
beveiligde tegen de droesem des geestes,
maar niets over engelen.

Zie hem knielen, een blad omslaan van zijn brevier,
zie ook hoe buiten witte vlokken zich zacht vlijen
op huizen en op bomen, hoe velden en akkers
samenvallen met een zwijgend, roerloos niets.

Emo luistert naar het geluid van vallende sneeuw;
geen engelen, niet het droge fluisteren
van vleugels onder het dak van de kerk;
hij hoort de wind suizen in kale winter-
bomen en een bourdon van kristallen klanken,
een melodie van jaren her, wiekslag van tijd
in een hemelse harmonie der sferen.

In deze kerk was de beroemde kroniekschrijver Emo een tijdje pastoor. Hij heeft de schilderingen op de gewelven niet gezien. Die werden veel later aangebracht. Ik zou willen weten wie de muur- en gewelfschilderingen in de Groninger kerken hebben gemaakt. Van een enkele schilder kennen we de naam, maar daar houdt het mee op. De meeste kunsthistorici houden het erop dat nogal wat afbeeldingen gemaakt zijn door schildersgroepen die in meer kerken vergelijkbare schilderingen op bestelling maakten. Dezelfde schilders die aan het einde van de vijftiende eeuw een afbeelding van het Laatste Oordeel op drie gewelfvelden van het kerkje in Huizinge schilderden, hebben waarschijnlijk ook in Noordbroek zo’n plaatje afgeleverd. Overigens is in nog zes andere Groninger kerken een voorstelling van het Laatste Oordeel bewaard gebleven. De geestelijken bestelden zo’n afbeelding om de gelovigen een spiegel voor te houden. De boodschap was duidelijk: denk erom. Je lichaam gaat dood. Je ziel blijft over. God oordeelt over jou. Als je een vroom christelijk leven leidt, dan kom je in de hemel en als je er een zootje van maakt, dan beland je in de hel.

De late Middeleeuwen, een tijd waarin de dood doodgewoon was. Oorlogen en ziekten als de pest hadden in de veertiende en vijftiende eeuw Europa geteisterd. De bekende historicus Johan Huizinga wiens doopsgezinde voorouders in dit dorp leefden, schreef erover.
Ik kijk naar de afbeelding van Christus die op een regenboog zit, zijn voeten op de wereldbol. Het is net of hij iets wil zeggen. Beneden hem Michaël en doden die hun graf verlaten. De aartsengel heeft een weegschaal in de hand. Op deze “dag van toorn” wordt iedereen gewogen.

De gelovigen van Huizinge moesten weten hoe de hemel en de hel eruit zien. Aan de ene kant van Christus is de hemel afgebeeld. Er staat een file voor het hemelgebouw met zijn Romaanse ramen. Bij de hemelpoort Petrus met een joekel van een sleutel. Net zo’n exemplaar als Reint heeft en waarmee hij de kerk voor ons opende. Toe maar, lijkt Petrus te zeggen: Kom maar binnen. Twee engelen fungeren als hulpconciërge. Onder de uitverkorenen bevindt zich een bisschop met een mijter.

Ook de hel is afgebeeld in de traditionele middeleeuwse vorm van een wijd opengesperde muil. De verdoemden worden naar binnen gedreven. Een duivel met een knots weet te voorkomen dat er een ontvlucht. Een van de ongelukkigen heeft een bisschopsmijter.

Er zijn nogal wat afbeeldingen uit de late Middeleeuwen waarmee de mensen duidelijk gemaakt werd dat ieder, hoe groot, rijk, mooi of belangrijk hij ook is, door de dood wordt weggevaagd. Ook de bekende prenten en teksten van dodendansen maken duidelijk dat de dood iedereen, ongeacht leeftijd, bezit of rang te grazen neemt.

Hoordt, ghij goede lieden al ghemeijne,
Edele, onedele, aerme ende rijcke,
Ghij zijt ontboden, groot ende cleijne,
Te trecken in een andere wijcke.

dicht Anthonis de Roovere en in 12 strofen somt hij op wie moeten “danssen ter mollen feeste. Eén strofe heeft hij gereserveerd voor de geestelijkheid. Paus, kardinaal of dorpspastoor, niemand zal bij het feestje ontbreken.

De hervorming kwam een eeuw nadat de schilders de kerk in Huizinge hadden versierd met hun prachtige afbeeldingen, maar was die hervorming in Huizinge eigenlijk wel nodig? In dit dorp wisten ze, blijkens de schilderingen in de kerk, wel raad met corrupte priesters.
Ook na de hervorming werd hier nuchter naar de godsdienaren gekeken. Toen dominee Kuilman aan het begin van de twintigste eeuw van Lellens naar Huizinge verhuisde ging hij er financieel behoorlijk op vooruit. In Lellens verdiende hij 850 gulden en in Huizinge 3000 gulden. Op een dag riep de dominee een boer op het matje en hij liet zich ontvallen dat God hem naar Huizinge had gestuurd. De boer keek hem aan en zei: Niks van an domi, ie hebb’n ’t allennig hierom doan en hij maakte een gebaar met duim en wijsvinger.

“De grond in den omtrek van ons dorp bestaat meestal in vette klei, zeer vruchtbaar, evenwel bezit hij deze eigenschap voornamelijk wanneer het in ’t voorjaar overvloedig regent, zoo zelfs dat de Delleweg in de maand Mei naauwelijks bruikbaar is om met rijtuigen te worden bereden,” noteert de schoolmeester uit Huizinge in 1828.
Even verderop rijden auto’s over de Eemshavenweg. Huizinge is twee eeuwen later beslist bereikbaarder geworden. De schoolmeester noteert “dat de Wierde te Huizinge op welker hoogte en Oostelijke afhelling het Dorp gebouwd is, eene zeer treffelijke gelegenheid zoude aanbieden voor een Landschapschilder om een heerlijk Landgezigt te leveren”. De schilders van de Ploeg wisten dat. Jannes de Vries schilderde hier. Ook Geert Schreuder heeft Huizinge niet overgeslagen.

Huizinge is nog steeds een prachtig dorpje. Ik kom er het liefst in de herfst. Dan staat een van mijn favoriete bomen aan de zuidoostkant van het dorp met zijn gele en gouden bladeren in ‘bloei’’. De goudes van Huizinge is één van de mooiste monumenten van deze provincie. Moge de god van de kettingzagen hem nooit treffen.

Oh the Oak and the Ash, and the bonny Ivy tree.
How I wish once again in the North I could be!