Ichtyologie

Er is in zee een coelacant gevonden,
de missing link tussen twee vissen in.
De vinder weende van verwondering.
Onder zijn ogen lag voor ’t eerst verbonden

de eeuwen onderbroken schakeling.
En allen die om deze vis heenstonden
voelden zich op dat ogenblik verslonden
door de miljoenen jaren achter hen.

Rangorde tussen mens en hagedis
en van de hagedis diep in de stof,
verder dan onze instrumenten reiken.

Bij dit besef mogen wij doen alsof
de reeks naar boven toe hetzelfde is
en kunnen zo bij God op tafel kijken
.

Eerst maar de titel. Ichtyologie, dat is de wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van vissen. Achterberg gebruikte graag woorden die je niet verwacht in een gedicht. Gedichten hebben bijvoorbeeld titels als  histologie, autisme, conjugatie, Galeries Modernes, Gemeentereiniging, Leica of Rorschach. 

Ichtus  betekent vis en het is een vroeg christelijk symbool waarin vijf Griekse woorden zijn besloten, te weten Jezus ,Christus, Gods zoon en redder.  Ichtyologie kan ook de wetenschap zijn die zich bezig houdt met het bestuderen van God. 

De eerste regel van het gedicht is een mededeling: Er is in zee een coelacant gevonden. Prachtig woord, coelacant. Kort geleden las ik dat het is samengesteld uit twee Griekse woorden die iets zeggen over het uiterlijk van de vis. (holle rug) Eigenlijk jammer dat ik dat las. Tot dan vermoedde ik – ten onrechte – dat er in het woord coelacant twee Latijnse woorden verstopt waren: caelum (hemel) en cantare (zingen). 

Ik kan me goed voorstellen dat Achterberg toen hij in 1952 in de krant las dat er bij de Comoren een coelacanth was gevonden, ook aan die Latijnse woorden heeft gedacht en het zou mij niet verwonderen dat hij het (naar) de hemel zingen met een vette knipoog verwerkte in de laatste terzine van zijn sonnet.  

Terug naar de feiten. De oudste teruggevonden coelacanth zwom vierhonderd miljoen jaar geleden rond in een wereld waarin nog geen landdieren waren en ook geen bomen of gras. Een paar jaar voor Darwin zijn Origin of species publiceerde, werden de eerste fossielen van deze prehistorische vissoort gevonden. De oudste  fossielen stamden uit de tijd waarin de eerste zeedieren het land op waren gekropen. Lange tijd nam men aan dat de coelacanth was uitgestorven totdat er in 1938 een gevangen werd. Toen een deskundige, hij heet Smith, de enorme vis onderzocht, moest hij constateren dat het dier helaas niet compleet was. De ingewanden waren verwijderd. Dat was voor deze wetenschapper een enorme tegenvaller. Smith zette alles op alles om een tweede exemplaar te vinden. Pas in 1952 werd een coelacanth bij de Comoren  tussen Madagascar en het Afrikaanse vasteland uit zee gevist en bij Smith gebracht. Toen deze na veertien jaar obsessief zoeken eindelijk een complete coelacanth voor zich zag liggen,  barstte hij in tranen uit. Het dier werd overgevlogen naar Engeland en Smith zat gedurende die reis bij wijze van spreken boven op zijn prehistorische vis. 

De vondst van de coelacant was wereldnieuws en in Nederland las Gerrit Achterberg in de krant over het levende fossiel. Hij ging op een eigen manier met de informatie uit het krantenartikel aan de loop en zo hoort dat ook voor een dichter. Achterberg laat de vinder van de coelacanth in zijn gedicht samenvallen met Smith: de vinder weende van verwondering. Eeuwen lang ontbrak een schakel in de theorie over de evolutie en nu was de missing link gevonden. Op zo’n moment voelt ook een wetenschapper zich klein en met hem voelt ieder zich verslonden door die miljoenen jaren

Mensen kijken achterom. Ze proberen te ontdekken hoe ze zijn ontstaan maar ze hebben hun beperkingen. Hun waarnemingen gaan niet verder dan hun instrumenten reiken. Bij zo’n vondst beseffen mensen dat ze – als het gaat om hun ontstaansgeschiedenis –  de reeks naar beneden toe (met hun beperkte middelen) een stukje verder in kaart hebben gebracht en dan mogen ze  doen alsof de reeks naar boven toe hetzelfde is. Wat bedoelt Achterberg met die woorden, ze mogen doen? Misschien spot hij met de overmoed van de mensen die denken dat ze ook de allerlaatste raadsels van hun ontstaansgeschiedenis wel zullen ontrafelen.  Met mensen die denken dat de reeks naar beneden  misschien wel gelijk is aan de reeks naar ‘boven’, naar de schepper van alle moois, naar God. Enigszins spottend  zegt hij: nu we al zover zijn gekomen met het ontdekken van onze oorsprong, mogen we doen alsof de reeks naar boven toe hetzelfde is, zodat we binnenkort bij God, op tafel kunnen kijken. Prachtig gedicht!  Over menselijke hoogmoed? Ik weet het niet. Ik vermoed het wel. Ik heb Ichtyologie al zo vaak gelezen en telkens zet het gedicht me aan het denken. Een goed gedicht is als goede muziek. Je kunt blijven mijmeren over de woorden van de dichter als de woorden, (niet anders dan de noten van een componist) goed zijn.