Gisteravond zag ik een voorstelling in De Oosterpoort over Haverschmidt-Paaltjens en uiteraard ontbrak het overbekende Aan Rika niet. Het is een gedicht dat vrijwel alle leraren Nederlands in hun lessen gebruiken. Zij die dat nalaten, deugen niet. Het gedicht gaat over het onbereikbare geluk en de dichter relativeert zijn eigen gevoel door het uit te vergroten en er zo mee te spotten. Jaren lang besprak ik het gedicht in een lessenserie met de titel Liefde op het eerste gezicht. Het uitgangspunt was meestal een contactadvertentie. Vrijwel dagelijks zijn er teksten in de krant te vinden met ongeveer deze strekking: Jij, jongen met blauwe das en bruine ogen. Ik ontmoette je op 4 april in de trein van Zwolle naar Utrecht. We keken elkaar aan toen jij in Amersfoort uitstapte. Ik zou je zo graag onmoeten. Het was de inleiding voor het gedicht van Piet Paaltjens
Aan Rika – Paaltjens
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
En dan lazen we teksten van Nescio, Slauerhoff en ook van Levi Weemoedt die allemaal het gegeven liefde op het eerste gezicht op een gevarieerde manier hadden gebruikt. Die drie Nederlandse schrijvers hadden het gedicht van Paaltjens gelezen, dat is zeker en ze hebben zich erdoor laten inspireren, maar ik kan me niet voorstellen dat Thomas Hardy het gedicht aan Rika kende. Toch lijkt zijn gedicht met de titel Faintheart in a railway train verdacht veel op dat van Paaltjes. Hardy heeft het later geschreven en het kan zijn dat iemand hem eens verteld heeft over het gedicht van Paaltjens. Uit de negentiende eeuw zijn wel meer kruisbestuivingen bekend tussen schrijvers uit verschillende landen, maar over connecties van Hardy met Nederlanders heb ik niets te melden.
Faintheart in a railway train
At nine in the morning there passed a church,
At ten there passed me by the sea,
At twelve a town of smoke and smirch,
At two a forest of oak and birch,
And then, on a platform, she:
A radiant stranger, who saw not me.
I Queried, ‘Get out to her do I dare?’
But I kept my seat in my search for a plea,
And the wheels moved on. O could it but be
That I had alighted there!
Vrij vertaald: Lafaard in de trein. Om negen uur ‘s morgens kwam er een kerk voorbij, om tien uur de zee, om twaalf uur een vieze, stinkende stad, om twee uur een bos met eiken- en berkenbomen, en dan, op het perron…. zij:
Een stralende vreemde persoon, die me niet zag. Ik zei tegen me zelf: ‘Ga op haar af als je durft!’
Maar ik bleef zitten en zocht een uitvlucht. En de wielen kwamen in beweging. O, was het maar zo
dat ik daar uitgestapt was.
Het gedicht van Hardy haalt het niet bij het gedicht van Paaltjens. Het is te serieus en het mist de ironie van het Nederlandse gedicht. Hoe is dat nou mogelijk? Hardy is niet de eerste de beste en Engelsen zijn virtuozen als het gaat om het gebruik van de ironie.