Boelie van Leeuwen – Mozart dans la jungle (2010)

Voor een presentatie in Marville (Noord Frankrijk) vertaalde ik met wat hulp van een vriendin een verhaal van Boelie van Leeuwen.

MOZART IN HET OERWOUD 

Toen ik als een twaalfjarige jongen naar Holland ging, vond ik dat drassige land achter zware dijken geweldig groot. Den Haag-Groningen, wat een afstand! Amsterdam-Roermond: je moest waarachtig uren in de trein zitten om er te komen. Curaçao is klein, Nederland groter, maar pas toen ik door mijn baas, vanuit Caracas, naar het Amazonegebied werd gedirigeerd, kreeg ik een idee van wat afstanden zijn. 

Ik zal proberen u duidelijk te maken hoe groot dat gebied is. Leg een kaart van het Westelijk Halfrond voor u op tafel en tracht u zich daarna het volgende in te denken: als de mond van de Amazone in Moskou ligt, dan ontspringt de Araguaia ten zuiden van Kreta, de Madeira diep in de Sahara, de Rio Branca in Stockholm, de Putamayo in Liverpool en de Ucayali in het Atlasgebergte. De Amazone zelf stroomt dan dwars door Noord-Afrika en splijt Spanje, Frankrijk, Duitsland, Polen en Rusland doormidden. Als de noordelijke oever in Londen wordt gedacht, dan ligt de zuidelijke in Parijs. In de mond van de rivier liggen vele eilanden: één ervan is zo groot als Zwitserland. Zeeschepen zijn op deze rivier vergaan. In deze ruimte is Curaçao een zandkorrel en Nederland een kiezelsteen. 

Wanneer je in een dorp aankomt enje de weg vraagt naar het volgende dorp, zegt je informant steevast: ‘Ali mesmo.’ Je moet er aan wennen dat ‘iets verderop’ de afstand Amsterdam-Parijs kan zijn. Het gebied ‘Nederland-België’ ligt altijd in de buurt: ali mesmo. Er schijnt nooit een einde te komen aan je tocht, of je nu per kano, jeep of vliegtuig reist: de ruimte lijkt oneindig groot. 

In de tijd dat ik daar ronddwaalde, werden de luchtverbindingen onderhouden met oude DC-3’s, die op dumptrucks leken, door bruggebouwers geconstrueerd. De piloten waren meestal drankzuchtige veteranen uit de Tweede Wereldoorlog, die behoorlijk gehavend uit de strijd waren gekomen en nergens anders ter wereld konden vliegen. Hun vliegtuigen droegen de vreemdste namen: Tokyo Rose, Molly’s Bloomers, (een liefhebber van Joyce?), The Witch’s Tit en CharIie’s Fucker. Het vliegen met zo’n piraat achter de knuppel was, merkwaardig genoeg, minder angstaanjagend dan vastgesnoerd in een DC-10 het luchtruim te doorklieven. 

Op één van mijn tochten ontdekte ik eens, midden in het oerwoud, een radiostation dat vierentwintig uur per dag Mozart uitzond. De eigenaar van het station was een kleine Armeniër met een grote haakneus, die meer van Mozart hield dan van zijn eigen moeder. Hij had in Wenen het conservatorium bezocht en was later dirigent geworden in een provincieplaatsje in Anatolië. Tot wanhoop gedreven door het gekras van incompetente amateurviolisten, was hij naar het Amazonegebied gevlucht, waar hij een marihuanaplantage opzette. 

Het geld dat hij met de verkoop van dit kruid verdiende, besteedde hij aan de promotie van de schoonheid van muziek. Toen ik hem opzocht, zat hij, druipnat van het zweet, met ontbloot bovenlijf in een rotan stoel met een koptelefoon op zijn hoofd, tussen draden, knoppen en wijzertjes. Hij zat daar, met gesloten ogen in gelukzaligheid verzonken, tussen gonzende vliegen met de rechterhand de maat te slaan. Zijn studio was’ volgeplakt met afbeeldingen van Mozart, kopieën van zijn brieven en partituren, die, kromgetrokken van het vocht, aan de muur krulden. 

Ik ging tegenover hem op een krat zitten en luisterde naar de finale van een sprankelend pianoconcert. Nadat de laatste maat van de finale was verklonken, slaakte hij een diepe zucht en deed zijn ogen open. Daarna sprong hij overeind en omklemde me in een vochtige omhelzing. Ik hoefde hem niets uit te leggen: de minnaars van Mozart vormen, urbi et orbi, een Brüderschaft waar je lid van bent simpelweg omdat je van Mozart houdt. 

Later zou ik, bij het zien van de film Amadeus, mijn Armeniër terugvinden. Hij was, evenals Salieri, de mening toegedaan dat de muziek van Mozart door God was gecomponeerd en dat Mozart, in laatste instantie, een uitzendapparaat van de Allerhoogste is geweest. 

De Armeniër had een beeld van papier-maché laten maken dat Mozart voor moest stellen, compleet met witte pruik, kniekousen en schoenen met zilveren gespen. Op de sterfdag van de meester liet hij het beeld op een sede gestatoria in het dorp ronddragen. En omdat ik op vijf december in het dorp aankwam, heb ik dat wonderlijke eerbetoon meegemaakt. Alle radio’s in het dorp waren afgestemd op het ‘Requiem’ en Indiaanse meisjes, gezeten op de laagste takken in de bomen, lieten bloemen naar beneden dwarrelen, zodat het leek of het bloesems regende. Aan het einde van de processie stond de Armeniër, voor deze allerplechtigste gelegenheid gestoken in een beschimmeld zwart pak, de stoet op te wachten teneinde een redevoering af te steken tot meerdere glorie van zijn heilige. Zijn oratio, een mengelmoes van Armeens, Portugees en Duits, ging gepaard met vele buigingen, af en toe een halve knieval en een hartstochtelijk gewiek van armen.

Op een bepaald moment werd de plechtigheid hem te machtig en barstte hij uit in een tomeloos geween. Zelden heb ik iets vreemders gezien dan die bizarre pop op zijn draagbaar met zijn rood geverfde wangetjes onder een scheefgezakte, witte pruik en op de grond vóór hem een kleine, magere man in het zwart, die hartverscheurend huilde. Aan het einde van de huldiging sloeg de Armeniër een groot kruis en gaf Mozart een soort pauselijke zegen. Dit alles omlijst door Indianen, die het ritueel volstrekt passief ondergingen: weer zo’n krankzinnige blanke, die je het beste zoet kunt houden door het spel mee te spelen. 

In het radiostation werd, later op de morgen, een heildronk uitgebracht op Wolfgang Amadeus. Daar stonden we dan: de piloot van de DC-3 met een zwart lapje voor zijn weggeschoten linkeroog, manke poot en bloeddoorlopen rechteroog, de vrouw van de Armeniër, een gestoorde balletdanseres, en ten slotte uw schrijver, die de champagnekelk hief om te klinken op het supergenie. De Armeniër dronk gretig het ene glas na het andere en speelde daarna het langzame deel van het laatste kwartet op een oude grammofoon. En weldra biggelden dikke tranen langs zijn wangen, die door de balletdanseres met een groezelige zakdoek werden afgewist. ‘Mozart, Mozart,’ jammerde de Armeniër, ‘du zerbrichst mir das Herz.’ Toen het adagio achter de rug was zette hij ‘Eine kleine Nachtmusik’ op, waarna hij en zijn vrouw een dansje maakten. Zij met halfvergeten, formele balletpasjes, hij rondspringend als een potsierlijk insect. Het was om nooit te vergeten, deze dans ter ere van de grote meester. Ik was diep ontroerd omdat daar, midden in het oerwoud, onder een dicht bladerdak, tussen primitieve Indianen, slangen en krokodillen, een man werd gehuldigd die mij zoveel schoonheid heeft geschonken.

De volgende dag, toen wij naar onze DC-3 liepen, zei de hinkende piloot: Jesus H. Christ. That son of a bitch is crazier than a bedbug. Who the fuck is this guy Moser anyway?’ En ik dacht: ‘Het gebied van de Amazone is onvoorstelbaar groot, maar het is voor mij door Mozart teruggebracht tot een kleine, perfecte bloem, die tot in alle eeuwigheid zal bloeien, gevoed door de grote ziel van een kleine man, die, een paar honderd jaar geleden, als een hond ergens in een massagraf is gedumpt.’

Vertaling

Durant la période où j’errais à travers le bassin fluvial de l’Amazone, les liaisons aériennes se faisaient dans de vieux avions DC-3, qui ressemblaient à des camions venant de surplus militaires et qui auraient été construits par des constructeurs de ponts.

Les pilotes étaient en général des vétérans alcooliques, invalides de la Deuxième Guerre Mondiale qui ne pouvaient conduire un avion nulle part ailleurs dans le monde Leurs avions portaient des noms les plus bizarres comme Tokyo RoseThe Witch’s Tit et Charlie’s Fucker. Curieusement, voler avec de tels pirates comme pilotes , c’était moins angoissant que quand on pénètre dans l’espace aérien à bord d’un DC10, attaché sur son siège. 

Durant un de mes périples dans cette région je découvris un jour, au milieu de la jungle, une station de radio, qui diffusait vingt quatre heures sur vingt quatre de la musique de Mozart. Le propriétaire de la station était un petit Arménien, au  nez crochu, qui aimait Mozart plus que sa propre mère. Il avait fait ses études au conservatoire de Vienne et peu de temps après, il était devenu chef d’orchestre dans une ville de province en Anatolie. Désesperé par le crissement  des violonistes amateurs incompétents , il s’était enfui jusqu’au bassin fluvial de l’ Amazone, où il avait installé une plantation de marijuana. 

L’ argent qu’il gagnait avec la vente de cette herbe, il le dépensait `à la promotion de la belle musique. Au moment où je lui rendis visite,   il était assis dans un fauteuil de rotin, torse nu et trempé de sueur :des écouteurs aux oreilles et entouré de fils, de boutons et de petites aiguilles, les yeux  fermés, plongé dans un sentiment de béatitude et entouré de mouches bourdonnantes, il battait la mesure de la main droite. Son studio était rempli d’ images de Mozart, de copies de lettres de l’artiste et  de partitions accrochées aux murs et déformées par l’humidité.

Je pris place sur une caisse en face de lui et j écoutai la finale pleine d’entrain d’un concerto pour piano. Après la dernière mesure il poussa un grand soupir et ouvrit  les yeux. Puis il sauta sur ses jambes et me serra dans ses bras, les yeux humides. Toute explication était inutile: les amoureux de Mozart forment urbi et orbi un Brüderschaft, une communauté fraternelle dont on fait partie parce qu’on aime Mozart.

Plus tard en allant voir le film Amadeus, j’ai retrouvé mon Arménien. Comme Salieri il était convaincu, que la musique de Mozart avait été composée par Dieu et que Mozart n’avait été finalement qu’un poste émetteur du Tout Puissant.

L’Arménien avait fait fabriquer une statue de papier mâché qui représentait Mozart avec sa perruque blanche, des mis-bas  et des chaussures aux boucles d’argent. Le jour de l’anniversaire de la mort du maître, il fit porter la statue à  travers le village sur une chaise à porteurs, comme le pape. Comme  j’étais  arrivé le cinq décembre au village, j’ai assisté a cet hommage tout à fait étonnant. Tous les postes de radio diffusaient le Requiem et des jeunes filles indiennes, assises sur les branches les plus basses des arbres jetaient des pluies de fleurs qui tourbillonnaient dans l’air. A la fin de la procession l’Arménien, habillé pour cette très solennelle occasion d’un complet noir  moisi,  attendait le cortège afin de faire un discours à la gloire de son saint dans un mélange d’arménien, de portugais et d’allemand, le tout accompagné  de plusieurs révérences, de temps à autre suivies d’une demi génuflexion et de mouvements passionnés des bras.

À un moment donné il ne supporta plus la cérémonie et éclata en gros sanglots. Jamais je n’ai vu quelque chose d’aussi étrange que cette poupée bizarre sur son brancard,  aux joues peintes en rouge sous une perruque blanche à moitié de travers et devant lui, ce petit homme maigre habillé en noir, qui pleurait à chaudes larmes. A la  fin de la cérémonie l’Arménien fit le signe de la croix et donna une sorte de bénédiction papale à Mozart. Le tout encadré d’Indiens, qui subissaient le rituel dans une totale passivité: encore un de ces Blancs complètement timbrés, il valait mieux accepter son jeu si on ne voulait pas d’ennuis.

Plus tard dans la matinée, à la station de radio,  on porta un toast à Wolfgang Amadeus. Imaginez la scène: le pilote du DC-3, , boiteux, l’œil gauche qu’il avait perdu pendant la guerre recouvert d’un cache-œil noir et l’œil droit injecté de sang,  l’épouse de l’ Arménien, une danseuse de ballet,complèment zinzin et enfin votre écrivain , qui levait son verre de champagne pour honorer le super génie. L’Arménien buvait un verre après l’autre et puis il passa la partie lente du dernier quatuor sur un vieil électrophone. Et bientôt de grosses larmes se mirent à couler le long de ses joues, que la danseuse de ballet essuyait avec son mouchoir sale. Mozart, Mozart, gémissait l’Arménien , du zerbrichst mir das Herz. : tu me brises le cœur.Lorsque  l’adagio fut terminé, il mit Eine kleine Nachtmusik : Une Petite Musique de Nuit après quoi  il se mit à faire une petite danse avec son épouse. Elle faisait des pas de ballet officiels qu’elle avait plus où moins oubliés et lui, il sautait à la ronde comme un insecte grotesque. Je n’oublierai jamais cette danse en l’honneur du grand maître.  J’étais profondément ému, parce que là, au milieu de la forêt, sous un toit de feuillage touffu, ,  au milieu d’ Indiens primitifs, de serpents et de crocodiles, on rendait hommage à un homme qui m’a apporté tant de beauté.

Le lendemain, alors que nous nous dirigions vers notre DC3, le pilote boiteux dit : Jesus H Christ. That son of a bitch is crazier than a bedbug. Wo the fuck is this guy Moser anyway? En français : Seigneur Jésus, ce fils de pute est complètement cinglé. Et puis qui c’est, ce putain de Moser ?    Et moi j’ai pensé.  L’ Amazone est incroyablement immense, mais pour moi, grâce à Mozart,  toute cette région se réduit à une petite fleur parfaite, qui fleurira éternellement , nourrie par la grande âme d’un petit homme qui, il y a quelques siècles, a été jeté comme un chien dans une fosse commune.