Biënnale (2009)

In 2009 was ik in de herfstvakantie we in Venetië. Prachtige stad, maar ook een beetje het Volendam van Noord Italië. Behalve erg veel toeristen en heel veel ouds was er op verschillende plaatsen in de stad vanwege de Biënnale 2009 ook veel moderne kunst te zien. Vooral in Giardini, ’n park dat in de oude stad ligt. Dit oude stadspark is nog door Napoleon  Bonaparte aangelegd. Deze veranderde moerassen in een openbare tuin. De laatste honderd jaar laten diverse landen om de twee jaar daar in eigen paviljoens zien wat ze te bieden hebben op het gebied van de moderne kunst.

Een mooie kans nu eens de nieuwste ontwikkelingen in de wereld van de kunst in kaart te brengen. We gingen met een vaporetto naar Giardini. Het regende daar net zoals overal in Venetië en het kunstpark leek op veel plaatsen verdomd veel op het moeras van weleer. We liepen met de paraplu boven het hoofd door de regen van paviljoen naar paviljoen om ons te laten verrassen door de moderne kunst. 

In twee gebouwen hebben we met veel plezier rond gekeken. In het Belgische paviljoen bijvoorbeeld had Jef Geys van alles over onkruid aan de wand gehangen. Hij exposeerde foto’s van planten in hun biotoop met geografische gegevens, beschrijvingen van hun kenmerken, tekeningen en gedroogde exemplaren. Mij spraken vooral de ironische, relativerende teksten aan. Een eigenzinnige, maar vooral grappige presentatie op het raakvlak van wetenschap en kunst. 

In het Nederlandse paviljoen konden we de zwart-witfilmpjes van Fiona Tan wel waarderen. Ze filmde een paar mensen uit haar directe omgeving. Je kijkt naar die mensen terwijl ze een appeltje eten, achter een bureau zitten te schrijven of uit het raam kijken. Het is film, maar… het is ook net alsof je naar een schilderij kijkt. De gefilmde mensen, bijna Vermeerachtig uitgelicht, zijn met alledaagse dingen bezig.  Er gebeurt niets en toch is het fascinerend wat je ziet. 

Over de rest van de geëxposeerde kunst kan ik kort zijn. Wat ik zag was buitengewoon treurig, saai en vooral uiterst behoudend. We werden niet verrast of geïnspireerd door nieuwe uitdagende kunstproducten. Integendeel, we zagen uitsluitend treurigmakende producten van mensen die de fantasie, de verbeelding en de ideeën missen om een ander te inspireren of te verrassen. Over het algemeen was er egotripperige, amateuristische kunst te zien.  De bijdragen van Frankrijk en Engeland vond ik een dieptepunt. 

We zagen ook elders in de stad pakhuizen vol moderne kunst en na deze rondtocht in Venetië weet ik zeker dat ik het helemaal gehad heb met de conceptuele kunst. Genoeg is genoeg. Toen Duchamps ermee begon was het leuk. Daarna zijn er nog talloze kunstwerken conceptueel geproduceerd die ik om verschillende redenen wel kan waarderen. Een paar werken van Kienholz kunnen niet gemist worden, denk ik en ik heb ook wel gelachen om de beroepsinpakker Christo toen ik voor het eerst een foto zag van de ingepakte Pont Neuf. Maar voor Christo bleef het sinterklaastijd en hij heeft net als andere conceptuele kunstenaars zijn kunstje jaren lang herhaald. Bij het tiende gebouw dat hij inpakte was de lol er voor mij al lang af. Ik vind het jammer als kunstenaars blijven steken in kunstjes als ze ophouden te studeren, op zoek gaan naar iets nieuws . Erger is het als ze elkaar eindeloos gaan imiteren en dat zie ik nu al jaren die zogenoemde conceptuele kunstenaars doen: ze papegaaien elkaar na. Hun ‘kunstje’ is een navolging van navolging van navolging van al jaren uitgekauwde ideeën. In Venetië zag ik pakhuizen vol met werken gemaakt door mensen die veel pretenties en weinig fantasie en ideeën hebben en dat terwijl het bij conceptuele kunst toch vooral om de ideevorming (concept) moet gaan. 

Ik heb een hekel aan het woord  conceptueel. Het is een leeg adjectief. Ik heb ook een hekel aan mensen die woorden misbruiken om iets wat niks voorstelt op te blazen. Het is zo’n woord als transparant, flexibel, communicatie of competent, een woord waar iedere blaaskaak mee doet wat hij wil. 

Helaas is dat woord conceptueel vanuit de kunst ook nog overgewaaid naar andere plekken in ons wereldje.

Zo heb ik ontdekt dat er conceptuele leerlijnen, modellen en vaardigheden bestaan en voor de liefhebber is er ook conceptuele fotografie en conceptuele kennis. Vraag me niet wat het allemaal inhoudt. 

Managers houden van dit soort woorden. Bluf is hun handelsmerk en inhoudsloze woorden zijn de munitie waarmee ze over het bange werkvolk heersen. In de managerswereld spreekt men van  conceptuele flexibiliteit. Als je bijvoorbeeld een baantje bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau of bij Rijks Waterstaat wilt hebben, dan moet je over conceptuele flexibiliteit beschikken, in gewone mensentaal: je moet  allerlei oplossingen kunnen bedenken voor problemen met de informatie die je hebt. In de taal van de managers is conceptuele flexibiliteit het opbouwen van denkkaders of modellen en het formuleren van meervoudige concepties, hypothesen of ideeën op basis van complexe informatie

Wanneer komt er nou eens een kunstenaar met een artistiek concept waarbij de managers afgevoerd worden naar de hel van Dante. Dat was ook een Italiaan. 

In het Engelse paviljoen zag ik een amateuristisch filmpje van Steve McQueen. Hij had opnamen gemaakt van Giardini op het moment dat er geen bezoekers waren. Wat een ‘goddelijk’ concept van deze topartiest van het perfide Albion. Ook hij mag – wat mij – betreft door Dante weggeschreven worden in de zelfde afdeling van zijn Goddelijke Komedie.