Tegenstellingen (2010)

Kunnen wij zonder tegenstellingen? Ik denk het niet. De hele dag hebben we te maken met zovel indrukken die bij ons binnenkomen. Onze hersenen brengen die onder in hokjes, vereenvoudigen en maken er stereotypieën van. Zo ontstaan in ons bewustzijn stelsels van polariteiten, van tegenstellingen. 

Vooral in barre omstandigheden blazen we die verschillen op, zetten we de clichés een beetje duidelijker neer. Om grip te krijgen op onze omgeving vertekenen we desnoods de werkelijkheid zodat we die werkelijkheid met stereotype tegenstellingen in kaart kunnen brengen.

We denken in tegenstellingen omdat we de hele dag door onze omgeving op mogelijk gevaar controleren. Jammer genoeg is de capaciteit van onze hersenen beperkt. We moeten wat we waarnemen razend snel in hokjes indelen. Vroegere ervaringen of opvallende kenmerken helpen daarbij. Wat we niet weten of begrijpen, vullen we in.

De tweede reden waarom we in tegenstellingen denken, heeft alles te maken met de eerste. Wij zoeken iets waarmee we ons kunnen identificeren. We willen graag bij een groep horen. De samenhang in de groep dat wij-gevoel ontstaat gemakkelijk als we een outsider creëren, een gemeenschappelijke vijand. Ook in de politiek werkt dit polariseren zo. De geschiedenis biedt veel voorbeelden waaruit blijkt dat een eenheid pas tot stand kwam als er een gemeenschappelijke vijand was of gemaakt was. Bismarck realiseerde bijvoorbeeld de Duitse eenheid door een Erbfeind  (Frankrijk) karikaturaal neer te zetten. 

Dit denken in termen van wij en de anderen, dit vijanddenken is Wilders’ handelsmerk. Handig maakt deze querulant gebruik van de angsten van mensen. De hele dag jaagt hij op een zondebok om een kudde achter zich aan te krijgen.

Er is nog een derde reden waarom we denken in tegenstellingen. Die heeft te maken met het feit dat onze hersenen simpel gezegd uit twee delen bestaan. Die hersenhelften verschillen van elkaar. Ze hebben min of meer een eigen focus en functie. Het ene deel is meer gericht op logica en ratio, op zaken voor elkaar krijgen en problemen oplossen. Het andere deel is vooral gericht op omgaan met emotie en het aangaan en onderhouden van bindingen. 

Die beide hemisferen zijn zelden tegelijk op de voorgrond aanwezig. Daarnaast heeft elk persoon op het niveau van de persoonlijkheid en identiteit ook nog eens een voorkeur voor een van de twee delen. De bouw van ons brein beïnvloedt dus het denken en voelen in polariteiten.

Egoïsme en vijanddenken zijn helaas ingebakken in de mens en toch….. moeten we blijven streven naar een cultuur waarin we ons egoïsme en onze neiging tot polariseren inperken. Boerwinkel leverde al in de jaren zestig een pleidooi voor wat hij noemt het inclusieve denken. Aanleiding voor zijn betoog was de dreiging met atoomwapens. De vernietigingskracht van de atoombom, zo schreef Boerwinkel, heeft onze wereld veranderd. We kunnen het ons niet meer permitteren exclusief denken. Dan vernietigen we ons zelf. We kunnen niet meer polariseren. De situatie waarin we het ons konden veroorloven te denken in wij en de anderen is echt gepasseerd en we moeten inzien dat het noodzakelijk is geworden dat we met anderen samenwerken in plaats van ze te verketteren en te bestrijden. We behartigen ons eigen belang het beste door (ook) aan anderen te denken. Boerwinkel pleit voor altruïsme als een gesublimeerde vorm van egoïsme.