Oh, die donkere vrijdagmiddagen als de meester voorlas. De rekenboeken werden opgeborgen en meester voerde ons mee naar de Waddenzee waar een monnik bijna verdrinkt als hij met een paar koeien naar een eiland oversteekt. Een spannend verhaal dat ik nooit meer terug heb kunnen vinden. Voor alles is me Selma Lagerlöfs Nils Holgerssons wonderbare reis bijgebleven. Het verhaal werd in het halfduister voorgelezen. De gordijnen gingen dicht en meester projecteerde op de muur van het lokaal de plaatjes van het jongetje dat op de rug van een vogel over Zweden vliegt en wij vlogen op die middagen mee over dat grote land, en voelden bij wijze de behaaglijke warmte van de ganzenveren waarin Nils diep weggedoken tussen sliep.
Het verhaal begint sterk. Nils krijgt een klap van een tomte, een kabouter, waardoor hij in een dwerg verandert. Het is lente. Boven de boerderij waar Niels woont, vliegen de wilde ganzen in v-vormige groepen over. Hun schrille kreten dringen door tot de tamme ganzen bij de boerderij. Die rennen alle kanten uit en slaan met hun vleugels, want zij willen ook vliegen, ze willen mee naar het Noorden waar ’s nachts de zon schijnt en ze willen niet eindigen in de braadpan van de boerderijbewoners.
Maar zo’n verre reis, zoals de wilde ganzen maken, is voor hun niet weggelegd. Eén gans wil zo verschrikkelijk graag mee met de wilde ganzen. Hij neemt een aanloop. Nils heeft het gezien, rent naar het beest toe en grijpt zich vast aan zijn veren. Met Nils op zijn rug lukt het de gans toch omhoog te komen en hij probeert de wilde ganzen te volgen. Hij kan zijn wilde soortgenoten maar amper bij houden, maar hij zet door, aangevuurd door Niels en bespot door de andere ganzen.
Ze vliegen over Zweden, over bossen, steppen en fjorden tot aan de middernachtzon in Lapland. Elke avond zet Niels zijn klompjes naast de zwemvliesvoeten van zijn gans en kruipt weg onder de zachte witte vleugels. De gans is een groot, levend bed. Wij, kinderen, voelden hoe warm het onder de vleugels was.
Nils Holgerssons wonderbare reis is een aardrijkskundeles, een ontdekkingsreis maar het is vooral een verhaal over de vrijheid en het vertelt wat alle kinderen instinctmatig weten: hoe aangenaam warm dieren kunnen zijn. Een boek om bij weg te dromen.
In de hoogste klas van de lagere school las ik De ongelofelijke avonturen Bram Vingerling van Leonard Roggeveen. Ik heb dat boek zeker twee keer gelezen. Ook ik hoopte een recept te vinden waarmee ik onzichtbaar voor anderen weg kon vliegen.
Het begin van De Ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling is, net als in het boek van Selma Lagerlöf, prachtig. Bram vindt op de markt een boekje met een geheim recept waarmee hij zich onzichtbaar kan maken. Na een keiharde onderhandeling weet hij het boek voor een paar centen in zijn bezit te krijgen. Ik meen met te herinneren dat het recept niet helemaal volledig was: er ontbraken een paar bladzijdes van het oude boekje. Zo hoort dat: ’n jongensboek is pas goed als de lezer een tijdje in spanning gehouden wordt. Ik heb me ongetwijfeld afgevraagd of het Bram zou lukken het geheime recept te vinden? Uiteraard werd ik niet teleurgesteld. Bram reconstrueert – experimenterend – het oude recept:
Een kwartiertje later stond het pannetje met de violette vloeistof weer te koken en te borrelen, dat het een aard had. Groote wolken dreven in slierten door het kamertje. Toen stampte Bram wat aluin fijn, tot ’t wel zand geleek, schepte een lepel vol, en…
‘Ja’, dacht hij opeens, ‘hoeveel zou er in moeten? Dat is weer een moeilijkheid. Wacht eens: toen ik zout noodig had, moest ik er zooveel in oplossen, als er in kon. Zou dat bij aluin ook zoo zijn? Dat denk ik niet, want dan zou ’t een wrange historie worden. ’t Moet een bèètje zuur smaken, als ’t klaar is. Dan moet er dus niet te veel in. Ik weet al iets: af en toe zal ik eens proeven.
Maar… dat is niet eens noodig, want…’
Even hield Bram op. Hij kreeg een geweldig idee!
‘… want als alles goed is, moet ’t pannetje bij de juiste hoeveelheid aluin, onzichtbaar worden…’
Onzichtbaar!
‘Ik heb dus maar alleen aluin bij te voegen, tot ik… niets… meer… zie!’
Bram goot zijn halven lepel leeg. De fijne korreltjes vielen in de violette vloeistof; de wolken werden kleiner… verder gebeurde er niets…
‘Nog een beetje’, dacht Bram. Weer goot hij wat aluinkorreltjes bij… Nu kwamen er geen wolken meer van de vloeistof. Alleen kookte en raasde het, dat ’t een aard had.
‘Nog een beetje!’
Uit het pannetje kwam plotseling een zware loodgrijze damp, die meteen alles omhulde: kaars, driepootje, alles… Langzaam vervaagde de damp… en toen hij verdwenen was… waren ook…
Nee, ’t was niet om te gelooven!! Bram wreef zijn oogen uit, sperde ze vervolgens wijd open, kneep zich in zijn neus… ‘Au!’ riep hij, ‘ja, ik ben wakker!…’
Het pannetje, en het driepootje en de kaars… waren… wèg, verdwenen!
Op de plaats, waar ’t boeltje gestaan had, was niets te zien!
Niets, ja toch… wel iets… vaag, héél vaag… zag Bram het kaarsvlammetje nog eventjes schemeren!
‘Uitblazen’, dacht hij. Hij blies… wèg was nu ook het schemerige vlammetje.
‘Ik heb het’, zei Bram, ‘ik heb een groote uitvinding gedaan, ik heb…’
Bram wordt ontvoerd in een vliegtuig, maar als dat vliegtuig met zijn ontvoerders neerstort, zweeft Bram. De onzichtbaarheidsvloeistof die hij voor de zekerheid heeft opgedronken, zorgt ervoor dat hij als het warm is, kan opstijgen.
Bram kroop tusschen den zijwand en den bestuurder…
De bestuurder, die ’t onzichtbare lichaam naast zich voelde, greep links, tastte in ’t onzichtbare, vreemde, harde… gaf een gil, verloor alle houvast over z’n stuurinrichting… en met den kop voorover schoot de vliegmachine schuin naar beneden. Bram hoorde de luide angstkreten achter zich, voelde een warmen luchtstroom langs z’n lichaam glijden…, en toen… als door een wonder… voelde hij, dat… hij… zweefde!!!
Vorig jaar zag ik in Venetië een schilderij van een mij onbekende achttiende-eeuwse schilder, Antonio Diziani. Het schilderij heeft als bijschrift Bertoldino che vola legato alle oche . De Italiaanse schilder moet een plaatje gemaakt hebben bij een in Italië bekend verhaal. Ik heb dat niet kunnen achterhalen. Maar het gegeven van vogels die een mens meenemen de lucht intrigeerde me. Het bracht me onmiddellijk terug bij Nils Holgerssons wonderbare reis van de lagere school. Zo te zien moeten de vogels er flink aan trekken om die Bertoldino de lucht in te krijgen. Hij is geen dwerg. De vraag is of Bertoldino wel boven de grond zweeft. Wel een technisch hoogstandje: vier ganzen, die een volwassen mens aan een touw mee omhoog nemen.