Stop all the clocks, cut off the telephone,
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.
Let aeroplanes circle moaning overhead
Scribbling on the sky the message He Is Dead,
Put crepe bows round the white necks of the public doves,
Let the traffic policemen wear black cotton gloves.
He was my North, my South, my East and West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song;
I thought that love would last for ever: I was wrong.
The stars are not wanted now: put out every one;
Pack up the moon and dismantle the sun;
Pour away the ocean and sweep up the wood.
For nothing now can ever come to any good.
Twaalf liederen XI
Zet alle klokken stil, snijd de telefoon af,
zorg met een sappige kluif dat de hond zwijgt als het graf,
breng de piano’s tot zwijgen en draag met omfloerste trom
de doodskist naar buiten, rouwenden kom.
Laat boven mijn hoofd klagend een luchtvloot
rondgaan met het slordig geschreven bericht: Hij Is Dood,
doe rouwkragen om de nekken van de stadsduiven,
laat verkeersagenten zwart katoen om hun handen schuiven.
Hij was mijn Oost, mijn West, mijn Zuid en mijn Noord,
mijn werkweek, mijn zondagse rust; verstoord
mijn middag, mijn ochtend, mijn gepraat en mijn zang;
ik zat ernaast: liefde duurt niet een eeuwigheid lang.
Wat heb ik aan sterren, doe ze allemaal maar uit,
pak de maan in, ontmantel de zon en besluit
de bossen weg te vegen; laat de oceaan leeg stromen;
het is afgelopen, uit; niets zal ooit nog goed komen.