Leven zonder geluid is niet voor ons;
meer voor engelen, geluidloos zwevend
in witte gewaden tussen hemel en aarde.
Emo van Huizinge geloofde in boze geesten.
In zijn kroniek lees ik dat hij zijn ziel
beveiligde tegen de droesem des geestes,
maar niets over engelen.
Zie hem knielen, een blad omslaan van zijn brevier,
zie ook hoe buiten witte vlokken zich zacht vlijen
op huizen en op bomen, hoe velden en akkers
samenvallen met een zwijgend, roerloos niets.
Emo luistert naar het geluid van vallende sneeuw;
geen engelen, niet het droge fluisteren
van vleugels onder het dak van de kerk;
hij hoort de wind suizen in kale winter-
bomen en een bourdon van kristallen klanken,
een melodie van jaren her, wiekslag van tijd
in een hemelse harmonie der sferen.