Na een sneeuwstorm – februari 1979

Negen maanden geleden.
Kerken staken hun catechisatie,
dansscholen sluiten hun deuren,
lezingen over korfbal, borstkanker en volkszang
kunnen niet doorgaan.
Februari, oostenwind, windkracht 11.
Voor mijn gevoel was ’t misschien 12 of 13.
Dichtgesneeuwde ramen, bulten van twee meter,
onwillige pogingen om ’t werk te bereiken.
De radio zorgt voor koffiepraat,
voor wie thuis achter de koffie strandde.

’n Barre winter; sommigen hebben de sfeer meteen te pakken:
Overal crisiscentra, net als bij de kapingen.
Zou Groningen nu op de televisie komen? vraag ik me af.
Het lijkt wel oorlog, nu de bejaarden
geen bingo kunnen spelen
en nu machinisten van grote zandschuivers
en besneeuwde militairen
als bevrijders worden ingehaald.

Negen maanden naderhand,
is de sneeuw van m’n stoep verdwenen,
zijn de wegen weer berijdbaar;
alle schade is hersteld.

Maar gisteren werd in de straat
een kind geboren, dat er kwam
door stuifsneeuw, een oosterstorm,
’n militair tot de nek vol jenever en ’n vrouw
die door de buurt
al jaren was opgegeven.

En van je hela hola, houdt er de moed maar in
zong radio Noord.