Ravel: Rapsodie Espagnole

L’Espagne est ma seconde patrie musicale. Een uitspraak van Maurice Ravel die geboren werd aan de zuidelijke rand van Frankrijk. Ravel was heel zijn leven gefascineerd door Spanje. Hij wilde dat land in al zijn aspecten ontdekken en proeven.

In een brief vanuit Spanje aan de Spaanse componist Turina die in Parijs bivakkeert schrijft hij: De votre (ou de ma) patrie mille amitiés dévouées.

Ravel voelt zich Spanjaard. Herinneringen aan Spanje en een verlangen naar dat land komen in zijn werk bij elkaar, ook in de Rapsodie Espagnole. Herinneringen aan Spanje en een groot verlangen naar dat land ten zuiden van de Pyreneeën zien we ook in het werk van el Español Groninguense, de Groningse Spanjaard, de dichter Hendrik de Vries.

Met hart en ziel toegewend
naar volk dat ik diep verstond
heb ik mijzelf diep herkend
in goeds en kwaads dat ik vond

Hendrik de Vries, de Spaanse Groninger, dícht zelfs in het Spaans

Hijo de agosto me siento

Ik voel me zoon van de hete augustus,
Zo dikwijls door hitte verzengd

en, dicht hij verder:

En muchas obras lo ostento:
Hijo de agosto soy yo.

Vaak laat ik in mijn werk zien
Dat ik een zoon van augustus ben.

Herinnering en verlangen nogmaals, het zijn motieven die in het werk van Hendrik de Vries met elkaar vervlochten zijn.

Hendrik de Vries werkte bijna dertig jaar als schrijver bij het Gemeentearchief in de Sint Jansstraat in Groningen. Dat was een omgeving die wel erg contrasteerde met het zinderende Spanje. Het verhaal gaat dat hij tijdens de lunchpauze ging wandelen in de brede goten van het archiefgebouw, daarbij verlangende blikken werpend naar het zuiden. 

Hendrik de Vries heeft zich kunnen redden. Hij reisde twaalf keer naar Spanje en als hij niet in dat land kon zijn dan had hij de fantasie, de verbeelding om zich in gedachten naar zijn geliefde Spanje te verplaatsen. Ik wil Ravel in contact brengen met een Groningse dichter door stukken uit gedichten van Hendrik de Vries aan de vier delen van de Rapsodie Espagnole te plakken:

Prélude à la nuit

Nachtelijke stilte, geur van zomerse weelde,
volle maan. Ik zie haar staan. Hoor
hoe de nachtvogel zingt. Hoor
de muziek barst bij nacht los.

Malagueña

Na nacht- en dagreis door Frankrijk
Weer veilig in ’t Spaanse land,
Weer welkom; ik dicht als dankblijk
Weer liederen in Spaanse trant.

Schoonheid van Andalucía,
hoe houdt ge mijn ziel gevangen:
als een zoetgeurige ruiker
draag ik u door mijn gezangen

Habanera

Dwars door haar steppen aan ’t zwerven,
Eenzaam, verziekt neergezeten,
troost mij weer ’t stellig weten
Dat ik in Spanje wil sterven.

Hoe vaster de drift wordt geboeid,
Hoe bozer zijn lagen;
Hoe langer het noodweer broeit,
Hoe verwoestender slagen

In dans met een demon, half beestmens, half hond
Vliegt een vrouw hoog en laag als een wervelwind rond

Feria

Op de kermis in Zaragoza, zigeunerpaar,
feestmuziek, volksgezoem een zacht gongen.
Bij stampgedreun der gitaar wordt gezongen

Hier ben ik een der velen,
door geen andre spijs gevoed,
gebruind in dezelfde gloed.
Van wat ik met hen mag delen.