Geschreven voor de wandelsalon
Het is bijna vakantie. Tijd voor reisverhalen .
Ik ben een liefhebber van reisverhalen, misschien omdat ik nogal lui ben en omdat ik een hekel heb aan lange autotochten. Reisverhalen bieden mij de mogelijkheid vanuit mijn luie stoel met een glas wijn onder handbereik de wereld over te reizen.
Dat plezier in reisverhalen ken ik al van de schoolbanken. Op vrijdagmiddagen las een schoolmeester Nils Holgerssons wonderbare reis voor. Nils die op de rug van een wilde gans over Zweden vliegt, over bossen, steppen en fjorden. Aan het eind van iedere dag zet hij zijn klompjes naast de zwemvliesvoeten van de gans en kruipt onder de zachte witte vleugels weg. Wij kinderen voelden de warmte. In de hoogste klas van de lagere school las ik De ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling. Een prachtig jongensboek over ’n middelbare scholier die zich onzichtbaar maakt, ontvoerd wordt en in Berlijn terecht komt. Het moet in die tijd geweest zijn dat ik op zondagavond naar Sprong in het heelal luisterde, een spannend verhaal over een reis door de ruimte.
Op de middelbare school kwamen de reisverhalen van Homerus en Virgilius langs, maar die klassieke schrijvers maakten niet zo’n indruk. Meer plezier beleefde ik aan De reis van Sente Brandane, een reisverhaal waarin een Ierse monnik waanzinnige avonturen beleeft. Ik las het in mijn eerste studiejaar.
Ik verzamel al jaren alles wat ik kan vinden over de reis die Barents en Van Heemskerck in 1596 maakten. In de boekenkast staan veel zeventiende-, achttiende- en negentiende-eeuwse reisverslagen en verhalen, waarin ik nog regelmatig iets opzoek. Vooral de drie delen met reisverhalen van Jacob Haafner lees ik graag en wat heb ik genoten van het verslag van de voetreis die Jacob van Lennep in 1823 door Nederland maakte.
In de archieven vond ik een paar jaar geleden een reisverslag van een Groningse schoolmeester uit 1835. De man wandelde – net als Van Lennep samen met een vriend – in het grensgebied van Oost Groningen. Ik reconstrueerde zijn wandeling, liep en fietste in zijn voetsporen en deed bizarre vondsten.
Reisverhalen worden nog steeds geschreven. Ze worden uitgegeven als boek of ze zijn te vinden in dag-, week- en maandbladen. Zo publiceerde J.M.A Biesheuvel ooit in de Elegance een heel bijzonder reisverhaal waarin hij tot in de details en heel beeldend een Turks dorp oproept. Hij neemt de lezer mee naar Turkije. Ik ben daar nooit geweest, maar het is alsof je in dat dorpscafé zit dat Biesheuvel beschrijft. De eigenaar is de hele dag in de weer met koffie zetten en tafeltjes schoonmaken terwijl drie grote vrieskisten brommen en het enige televisietoestel van het dorp aan staat .
Biesheuvel beschrijft de ochtendgeluiden van dat dorp, de haan die kraait, de duiven die koeren, de bakker die brood in de oven schuift. Er lopen koeien door het dorp en opgedreven door een man die hoejoep roept. Het gejubel van de leeuwerik boven het veld mengt zich met het getok van de kippen, met het klingelen van de bellen van de schapen, kopjesgerinkel in het café, met een geit die mekkert en ook met de ratelpraat van een oude schrijfmachine, een Remmington uit het jaar 1908 in het gemeentehuis. Boven dit Turkse dorp passeert misschien twee keer in het jaar een vliegtuig en auto’s zijn een zeldzaamheid. Biesheuvel beschrijft hoe een Turkse familie met een verhuiswagen in hun geboortedorp terugkeert. Als de motor wordt afgezet, hoor je in de verte weer de leeuwerik, de kippen en de bellen van de schapen plus de lepeltjes in de kopjes in het café, er zijn nu ook duizenden krekels op de hoogvlakte bijgekomen. De repatrianten woonden jaren lang in Duitsland en hebben veel te vertellen over dat verre land: Altijd lawaai, altijd arbeite, nooit rust, fele, fele auto’s, mense groete niet…
Dan ineens dreigt de rust verstoord te worden. Een geestelijk vertelt de dorpelingen dat hij een visioen heeft gehad: er suist een rotsblok van grote hoogte, van hoog uit de hemel op ons neer. Het dorp zal verpletterd worden. De mensen zijn helemaal niet verbaasd. Ze kijken omhoog en horen het suizen van de stilte. Het duurt wel een kwartier of twintig minuten. Ze staren naar de hemel tot de geestelijke roept: De steen is niet gekomen, wij zien hoe goed Allah is: hij werpt de steen niet. Dus mogen we gelukkig zijn. Daarna gaat het feest vanwege de teruggekeerde dorpelingen verder en het duurt tot de morgen.
Biesheuvel is nooit in Turkije geweest. Hij was op een avond erg gespannen, kon niets, niet luisteren naar muziek en niet lezen, het was heel vervelend. Toen kwam Eva op een idee. Ze herinnerde zich dat ze een televisietoestel op zolder had staan en ze heeft dat ding voor me aangezet. Ik heb ongeveer een kwartier gekeken en heb jullie alleen maar verteld wat ik gezien heb en gehoord.
Jaren geleden luisterde ik wel eens naar een radioprogramma met de titel Wie verre reizen doet. Iedere uitzending werden een paar treurige en vooral hilarische vakantieverhalen verteld. Ik herinner me het verhaal van een bleke, roodharige Drentse jongen en zijn dito vriendin. Ze wilden met de motor naar Spanje. Daar hoopten ze aan de Spaanse Costa net zo bruin te worden als de fotomodellen uit de glossy’s die bij de dorpskapper lagen. Voor de grens met België hapert de motor. Het mankement is weliswaar na een uurtje sleutelen verholpen, maar dan blijkt er olie uit de plunjebaal te lekken. Bijna alle kleren en de slaapzakken zijn doordrenkt met olie. De tent is gelukkig gespaard gebleven. De twee stoppen de vieze en schone spullen in afzonderlijke plastic zakken en rijden verder. Wat moeten ze anders? Even voorbij Parijs zoeken ze een goedkoop hotelletje. Het is avond en in alle schilderachtige Franse dorpjes die ze passeren, zijn hotels van eenzelfde hotelketen met de naam Hotel de Ville. Helaas blijken deze etablissementen zonder uitzondering gesloten te zijn. Uiteindelijk vinden ze een overnachtingsplek en de vriendelijke hoteleigenaar biedt aan de vieze slaapzakken en de met olie besmeurde kleding in de wasmachine te stoppen.
De volgende dag vertrekken ze pas in de middag als hun spulletjes droog zijn en rijden in één ruk door naar Spanje. In de vroege ochtend komen ze doodmoe in een badplaats aan. Gelukkig schijnt de zon daar net als in de vakantiefolder, zodat de Drentse jongen direct begint met het bruiningsprogramma. Terwijl zijn vriendin in de tent kruipt om de verloren nacht in te halen, werpt hij zijn bleke huid in de volle zon. Aan het eind van de middag is hij rood verbrand, op zijn schouders bloeien blaren en hij voelt zich misselijk. Als hij later op de avond z’n hart in zijn lijf voelt bonken en ligt te trillen van de koorts brengt zijn vriendin hem naar een dokterspost . Hij wordt direct ingestuurd naar het ziekenhuis waar hij moet blijven vanwege ernstige verbrandingsverschijnselen. De vriendin krijgt het advies de komende dagen binnen te blijven. Zij heeft weliswaar niet zo lang in de zon gelegen, maar ook haar huid is rood verbrand en gezwollen. Na een dag of drie verlaat de jongen het ziekenhuis. Hij mag voorlopig niet meer in de zon, maar dat advies is eigenlijk overbodig, want de rest van de vakantie regent het in Spanje. De twee Drenten hangen nog een paar dagen rond op troosteloze, verregende terrassen en besluiten dan naar huis te rijden. In Nederland en ook in het Drentse dorp waar ze vandaan komen, lopen overal gebruinde mensen. Daar is het prachtig weer geweest.
Ik kan geen zitmaaier meer zien of ik moet denken aan The Straight Story, een film gebaseerd op het waar gebeurde levensverhaal van Alvin Straight, die een 450 kilometer lange tocht maakt naar zijn zieke broer die door een beroerte getroffen is. De tocht naar de verre broer is voor Alvin een boetetocht, een pelgrimage. Hij heeft zijn broer lange tijd niet gezien na een ruzie. Die strijd wil hij, nu ze beiden aan het eind van hun leven zijn gekomen, bijleggen. Omdat hij slecht ter been is en vooral omdat hij geen auto meer mag besturen, reist de eigenzinnige, koppige maar ook wel weer vertederende Amerikaanse boer op zijn oude grasmaaier. Zes weken duurt de reis. Alvin Straight ontmoet veel mensen met wie hij een kort, soms geestig, maar altijd diepgaand contact heeft. Het is een filmverslag van een reis, maar het is ook een film over een man die het moeilijk heeft met de eindigheid van zijn leven. Een beetje Amerikaans, dat wel. The Straight Story is een sentimentele film. De hoofdrol wordt gespeeld door een negenenzeventigjarige stuntman, Richard Farnsworth. Farnsworth die aan botkanker leed. Hij werd overladen met onderscheidingen, kreeg een Oscarnominatie en desondanks maakte hij een jaar nadat de film in roulatie kwam een eind aan zijn leven.
Ten slotte nog een reisverslag uit de categorie waarin hedendaagse pelgrims het liefst te voet een of ander klassiek doel willen bereiken zoals Santiago de Compostella, Rome of de Olympus. Ik ga het niet hebben over de voettocht van Jan Blokker junior naar Rome en ook niet over Rosita Steenbeek die recentelijk met haar vriend naar Griekenland fietste. Beiden maakten een boekje van hun pelgrimage, maar veel grappiger en meer aansluitend bij The Straight Story vind ik het reisverslag van de Belgische fotograaf Michiel Hendryckx die min of meer lopend van Gent naar de Olympus reisde.
Hendryckx vertrekt met een muilezel in maart 1990 uit Gent. Hij reist door België en Frankrijk over Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië, Servië en Kosovo naar Griekenland. Thuis in Gent en ook onderweg is niet iedereen even enthousiast over zijn onderneming: …hoe ge dat kunt toelaten. Een vent, in de fleur van zijn leven die zomaar een jaar stopt met werken. En dan nog met een ezel…
Maar ach, de reis is een jongensdroom, heeft geen doel, het stappen, het op de dool zijn, dat is de droom. (..) Zonder zelfingenomen te willen zijn: de combinatie van een goed pakdier en stappen is fantastisch. Men geniet ten volle van de wandeling, men is niet aan het zwoegen. Er is alle tijd om van de wereld te genieten. De eerste keer dat ik me daar ten volle van bewust werd, was op een bospad in de regen. Het was muisstil, Odin zijn hoeven waren onhoorbaar op de zachte mosgrond, zijn rustige ademhaling en de ruisende regen waren de enige geluiden.
De reis verloopt niet altijd voorspoedig. Niet alle inwoners van Frankrijk en Duitsland blijken even gastvrij. Bovendien redt de muilezel het na enige tijd niet meer. Op 4 juni schrijft Hendryckx aan een een vriend: Beste Johan, Uw vriend is gestrand in Zuid-Duitsland. Ik heb Odin moeten achterlaten. De veearts schreef hem een maand rust voor. Zijn rug is moe. Dagenlang heb ik met de doemgedachte van de mislukking gevochten. De Olympos is nog nooit zo ver geweest.
Hendryckx heeft twee weken nodig om erachter te komen dat hij zonder ezel verder moet. Eerst gaat hij terug naar een gezellige, muzikale boerenfamilie waar hij een maand eerder gastvrij ontvangen was. Hij klooit wat op de boerderij, helpt met hooien en rijdt op de tractor over het land tot hij bedenkt dat hij in plaats van met een ezel met een tractor naar Griekenland kan rijden. De boerenfamilie is direct enthousiast: Michael, das ist eine grossartige Idee. Half juli reist hij met een Duitse tractor van het merk Fendt, type Dieselross F13, bouwjaar 1955 naar Griekenland.
Als hij Oostenrijk inrijdt moet de douane vreselijk lachen, maar bij de grens met Hongarije zijn beambten minder gemakkelijk. In Roemenië ontdekt hij nog net op tijd dat een kerel aangemoedigd door een twintigtal omstanders de startmotor uit zijn tractor wil halen. Hij reist door oorlogsgebied in Kosovo en wordt vreselijk afgezet, maar op 3 september staat hij bij de grensovergang met Griekenland: Na een uur palaveren, prachtig bijgestaan door een tweetalig Duits echtpaar, ben ik nog geen stap verder. De douaniers willen niet geloven dat ik zomaar op reis ben met een tractor. Ze verdenken me ervan dat ik Griekenland binnen wil om te werken.
Op maandag 9 september bereikt hij de Olympus. De Olympos wordt onzichtbaar als de reiziger dichtbij komt. Grootsheid dicteert afstand. Ik ben in Karia, de laatste nederzetting op de zuidflank van de berg, verderop wonen de Griekse goden. Hoe machtig de mythe ook mag zijn, het toerisme heeft de berg vergeten. Ik ben de eenzame vreemdeling die zijn doel bereikt heeft en ik ben niet gelukkig. Ik word overmand door het Compostella-gevoel, dezelfde teleurstelling waar alle pelgrims over schriven bij hun aankomst in Santiago. Het mooiste was het verlangen, de bevrediging van dat verlangen is stilstand. Het is het moment van voorbijzijn, een vorm van dood. Jammer dat we nooit post ontvangen uit het hiernamaals, die zou wel eens van dezelfde teneur kunnen zijn.
Twee ezels is het verslag van een jongensdroom. Kinderen dromen graag over een wereld waarin alles mogelijk is. Waarin je onzichtbaar kunt worden en naar Berlijn kunt zweven zoals Bram Vingerling of waarin je met een tractor of op een oude grasmachine de Olympus bestijgt.
Reizen is wat mij betreft een metafoor voor een mensenleven en ik heb inmiddels geleerd dat het bij beide gaat om de reis en niet om het reisdoel.