Gelukzoekers

Het is maandag 12 september. Ik sla de Volkskrant open en lees de column van Sander Schimmelpenninck die harde woorden gebruikt om ongegeneerd discriminerend gedrag ten aanzien van asielzoekers te bekritiseren. Als hij schrijft dat vooral plattelanders zich zo gedragen naar mensen die op de vlucht zijn, maakt hij zich overigens wel schuldig aan Randstedelijk discriminatiegedrag, maar dat terzijde.

Wat mij aansprak, was zijn kritiek op dommeriken die gelukzoekers, mensen die uitzichtloze omstandigheden ontvluchten, veroordelen.

Het Wilde Westen van ons land heeft veel politieke en economische vluchtelingen langs zien komen. In de 16de en 17de eeuw kwamen ze bijvoorbeeld uit het tegenwoordige België, daarna uit Frankrijk. Rond 1900 ontvluchtten horden mensen de armoe in Groningen, Friesland, Drenthe of Brabant.

Weer zestig jaar later kwamen Turken en Marokkanen in het territorium van Schimmelpenninck. Zoals overal in de wereld was het in Nederland een voortdurend komen en gaan. ‘Dé Nederlander bestaat niet’, zei koningin Máxima (toen nog prinses) jaren geleden, maar zou ze toen geweten hebben waar Albergen ligt?

Mensen die gelukzoekers veroordelen, veroordelen zichzelf. Mensen zijn gelukzoekers. Levenslang zoeken ze het geluk en ontvluchten de pijn. Dom dat wat wezenlijk is aan onze natuur, zo ongegeneerd te veroordelen.Onze voorouders zochten het geluk al in tijden toen Ter Apel nog onbereikbaar was, omdat die plaats omgeven was door drassig veen. Mensen komen en gaan, zolang er leven is, want het leven is een voortdurend komen en gaan