Church going

Church going

In de vakantie loop ik nog wel eens een kerk in. Deze zomer in het zuiden van Engeland. Niet vanwege het geestelijk slijk dat eeuwenlang in zo’n gebouw is afgezet. Ook niet om de stilte die daar hangt of de muffe lucht die opstijgt uit kokosmatten en kerkbanken met opgestapelde bijbeltjes. Ik zal nooit een kerkverslaafde worden, maar toch trekken die eeuwenoude kerken. Het is de geschiedenis van die gebouwen en de eromheen gelegen romantische kerkhoven met hun scheefgezakte en bemoste zerken. Die komen maar net boven het hoge gras uit. In de kerk en lopend over het kerkhof maak ik me een voorstelling van het leven van mensen die ik helemaal niet ken, mensen die hier geboren werden, leefden en stierven. Ik verschuif even uit de tijd. 

Mijn ogen moeten wennen als ik zo’n duister gebouw binnenga. Het eerste wat opvalt als de deur knarsend en piepend opendraait is een vaasje met kleurige lathyrus op een fragiel tafeltje bij de ingang. Geen kerk zonder offerblok waarin gedoneerd kan worden voor het behoud van het kerkgebouw. Opmerkelijk zijn ook de uitgestalde gevonden voorwerpen bij de entree: een bril met glazen waarop stof van jaren ligt of een pluizige, wollen handschoen. Soms hangt er een detonerende defibrillator in het portaal. Er zijn kennelijk mensen voor wie het religieuze erfgoed wat veel kan worden.

In de kleine kerkjes aan de South Downs die ik deze zomer bezocht, trof ik nauwelijks kunst van betekenis aan. De plaatselijke adel heeft af en toe uitgepakt met een fraai uitgevoerde gedenksteen of wat beeldhouwwerk, maar dat is het. Gisteren zag ik nog een kerkbank met bijzonder houtsnijwerk in Westdean, een afgelegen, schilderachtig gehuchtje dichtbij zee. Van de fresco’s in het kerkje van Southease is nauwelijks wat herkenbaars overgebleven. Ik keek naar die muurschilderingen en moest denken aan J.L. Carr’s juweeltje A month in the country. Het kerkje van Southease heeft een ronde toren en is om die reden geannexeerd door de leden van de Roundtower association. Hoe Engels wil je het hebben. In dit land kunnen mensen die meer van wolken houden dan van ronde torens zich overigens aansluiten bij de Cloud Appreciation Society. De wolkenliefhebbers komen deze regenachtige zomer echt aan hun trekken. . 

Zo bescheiden en intiem als die kleine kerkjes aan de South Downs zijn zo indrukwekkend, groots en ruimtelijk is de kathedraal van Chicester met zijn hoge gewelven. Gebouwd kort nadat Willem de Veroveraar naar Engeland was overgestoken, aan het eind van de elfde eeuw. 

Er is veel te vertellen over de sporen die de Romeinen hier achter lieten, over de architectuur van de kathedraal of over de gebrandschilderde ramen van Marc Chagall. Ik maak mijn eigen keuze en begin met een plaquette waar waarop ik de namen las van alle dekens die vanaf het jaar 1100 hier voorbijkwamen. Zo’n lijst is geconcentreerde geschiedenis. Mij intrigeert de eerste deken. Zijn naam is “O”. Hij wordt opgevolgd door dekens waarvan alleen de voornaam bekend is. Pas aan het eind van de twaalfde eeuw verschijnt de naam van een man met een voor- en achternaam.

Thomas Weelkes, componist van vocale, religieuze muziek, is afgebeeld op een gebrandschilderd raam. Weelkes was organist van de kathedraal en leider van het koor. Zijn naam staat ook nog op een gedenksteen vermeld, hij is een nationale beroemdheid. Zijn hymne Oh Lord, grant the King a long life werd vorig jaar nog uitgevoerd bij de kroning van Charles III. Weelkes had nog een ander talent: hij kon aardig wat alcohol aan. In 1616 noteert de bisschop van Chicester: Weelkes is een comon druncard and notorious swearer. Hij zit dronken achter het orgel en hij heeft zich misdragen tijdens de eredienst. Zo heeft hij tijdens de Evensong vanaf zijn plaats bij het orgel op de deken geürineerd. Ik loop terug naar de lijst van dekens. Wie werd door de organist afgezeken? Het blijkt William Thorne te zijn geweest. Ik maak er een studieus middagje van en ga op zoek baar Thorne op mijn telefoon. Via de digitale zoekmachine ontdek ik dat Thorne een oriëntalist was met een internationale reputatie. Niet de eerste de beste dus.Weelkes bleef zich overigens misdragen. Drie jaar later schrijft de bisschop: Hij komt vaak dronken van the Taverne or Ale house into the quire koor) as is muche to be lamented for in these humoures he will bothe curse & sweare most dreadfully. Een kleurrijke alcoholist. Dat hij in 1623 in Londen in het huis van zijn vriend met de naam Henry Drinkwater overleed, heb ik echt niet verzonnen.

Ik blijf stilstaan bij een gebeeldhouwd reliëf. Een afbeelding van de opwekking van Lazarus, vermoedelijk uit de twaalfde eeuw. Mooi woord, opwekking. Heeft niks te maken met opgewekt: niemand ziet er opgewekt uit op deze stenen weergave van het Bijbelverhaal. Had gekund, immers Lazarus is net gewekt uit zijn ‘slaap’ en aanbidt zijn vriend Jezus, die een wonder verrichtte. Het reliëf is aanvankelijk een zoekplaatje voor mij. De zussen van Lazarus, Maria en Martha heb ik snel gevonden, maar het duurt even voor ik Lazarus ontdekt heb. Ik word afgeleid door een man met een beteuterde gezicht tussen Jezus en Lazarus in. Verder vraag ik me af waarom de beeldhouwer Jezus met een door verdriet getekend gezicht heeft afgebeeld? Wat zit onze verlosser dwars? Hij heeft net Lazarus opgewekt! Leuk, die zwoegende grafdelvers (onderaan het reliëf) die de beeldhouwer veel kleiner heeft afgebeeld dan Jezus, omdat alle aandacht vanzelfsprekend op de wonderdoener gericht moest zijn!

Dan ben ik ten slotte bij een indrukwekkende veertiende-eeuws grafmonument van Richard Fitzalan, graaf van Arundel en zijn tweede vrouw Eleanor van Lancaster aanbeland. Het echtpaar ligt versteend op een tombe. Dankzij de beeldhouwer houden ze al meer dan zesenhalf eeuw na hun dood elkaar bij de hand. Eleanor heeft daarbij niet alleen haar armen, maar ook haar benen gekruist. Zij ligt op een stenen kussentje, maar wat heeft hij onder zijn hoofd? Ik kijk naar de gerestaureerde neuzen van de graaf en de gravin. De dichter Philip Larkin die hier ook was, moet die neuzen ook gezien hebben. In zijn gedicht An Arundel Tomb heeft hij het over vervaagde gezichten. Larkins zag de ineengestrengelde handen van het echtpaar en hij heeft het in zijn gedicht over twee hondjes aan het voeteneind. Twee hondjes? De dichter heeft niet goed gekeken. Onder de gekruiste benen van de gravin ligt een hondje, een aanduiding van haar trouw aan de man naast haar. Maar aan het voeteneinde van de graaf zie ik een leeuw en die verwijst stereotiep naar zijn dapperheid. Fitzalan was militair. Hij heeft ook een helm op zijn hoofd.

Ik vraag me af wie destijds de beeldhouwer geïnstrueerd heeft. Ik kan me niet voorstellen dat de graaf of zijn nabestaanden de kunstenaar de vrije hand hebben gelaten, maar ik weet dat niet.

Wel weet ik dat de graaf die in 1376 overleed met zijn echtgenote in het klooster van Lewes werd bijgezet. Dat klooster werd tijdens de regeringsperiode van Hendrik VIII in 1537 (in opdracht van Thomas Cromwell) grotendeels verwoest. De Arundel Tomb verhuisde toen naar hier, naar de kathedraal van Chicester.

Het is een indrukwekkend grafmonument. Bedoeld om indruk te maken. Dat mensen tijdens hun leven indruk willen maken op anderen begrijp ik. Maar vanwaar die behoefte om ook na de dood nog te willen imponeren met zo’n pompeuze tombe? 

De graaf en gravin hebben mogelijk gedacht met dit grafmonument op glorieuze wijze in de herinnering te blijven leven. Misschien vonden ze het onverdraaglijk dat ze na hun dood vergeten zouden worden. Ik vul maar in zonder te weten.

Het echtpaar is zonder twijfel monumentaal in de wereld gebleven binnen de muren van deze kathedraal. Maar hebben de gravin en gravin ook gedacht aan hun zielenheil? Er zijn talloze voorbeelden van vermogende mensen die rond 1400 land of geld schonken aan de kerk om na hun dood de reis van de ziel naar het hemelse geluk zeker te stellen. Zo liet Joos Vijd, een steenrijk Gentse burger, aan het begin van de vijftiende eeuw een eigen kapel bouwen bij de Sint-Janskerk van Gent. Toen die kapel klaar was gaf hij Hubert van Eyck opdracht een altaarstuk te schilderen voor die kapel. Net als de graaf van Arundel was seculiere ijdelheid hem niet vreemd. Joos Vijd en zijn vrouw Elisabeth Borluut zijn markant afgebeeld op dat altaarstuk. Maar nadat het paneel in de kapel geplaatst was, richtte het echtpaar een stichting op die hun zielenheil moest verzekeren door dagelijks een mis te doen opdragen in de kapel. Om te zorgen dat er ook na hun dood geld zou zijn voor de missen, schonken ze bovendien nog een stuk land aan de Sint-Janskerk.

Nou weten we dat de puissant rijke graaf van Arundel testamentair bepaalde dat na zijn dood een kapel bij het kasteel van Arundel gebouwd moest worden, maar of hij dat deed met het oog op zijn starway to heaven?

De Arundel tomb is een bijzonder grafmonument. Larkin noemt het pré-barok; ik zou het bovendien romantisch willen noemen. 

Kijk naar de in steen uitgehouwen graaf. Hij heeft zijn rechterhandschoen uitgetrokken. De handschoenloze rechterhand is verstrengeld met de rechterhand van zijn echtgenote naast hem. Aandoenlijk, die lege handschoen die hij vasthoudt in zijn linkerhand. Het is een teder gebaar en ik moet denken aan Gerrit Komrij. Die schreef over een protestantse militair uit Roermond die halverwege de negentiende eeuw wilde trouwen met een katholieke jonkvrouw. Dat gaf veel opschudding, schrijft Komrij. Een gemengd huwelijk in het midden van de negentiende eeuw, dat kon niet. 

Toen die militair veertig jaar na zijn huwelijk stierf, werd hij buiten de Rooms-Katholieke begraafplaats begraven op de Nederlands Hervormde dodenakker. Zijn graf kwam pal tegen de scheidingsmuur met het roomse kerkhof. Het erop geplaatste monument stak net boven de muur uit. 

Nadat ook de jonkvrouw was gestorven begroeven ze haar aan de andere kant van de muur in gewijde aarde. Op haar graf verrees eenzelfde monument. De beide grafmonumenten werden over de muur verbonden door twee ineengestrengelde handen. Prachtig, vooral dat knikje in het monument, dat door de tijd liefdevol tegen de muur is gevlijd. Hartveroverend is ook het scheefgezakte hekwerk.  

Vakantie, vakantie…je maakt wat mee en wat je waarneemt maakt heel wat los. Hetgeen hierbij bewezen is.