De Woeste Es was de naam van een huis waarin ik voor het eerst met de muzikale scene in aanraking kwam. Een handig persoon liet dat huis aan het begin van de zestiger jaren op een van de mooiste plekjes van mijn geboorteplaats Eibergen bouwen. Slim, want hij kreeg een bouwvergunning, omdat het huis een publieke functie zou krijgen. Hij wilde er concerten organiseren voor de bewoners van Eibergen en omstreken. Na een paar concerten was hij klaar met zijn bijdrage aan het culturele leven van het dorp. Het huis werd zijn tweede woning. Zo deed je dat en zo doe je dat!
Een van die schaarse concerten die in de Woeste Es gegeven werd (in 1963) heb ik met mijn moeder bezocht. Een pianist, vermoedelijk Daniël Wayenberg, speelde sonates van Beethoven. Het was de eerste keer dat ik een soloconcert beluisterde. Het maakte grote indruk. Niet alleen de muziek die gespeeld werd, maar ook het theater dat bij zo’n huisconcert hoort. Een pianist in rokkostuum. Beschaafd publiek op zijn zondags. Maar los van die poespas die toen hoorde bij een concert met klassieke muziek, de muziek van Beethoven betoverde me. Ik heb nog heel lang thuis stukken van de Waldsteinsonate of de Pathetique proberen te spelen. Ik hield toen van muziek met veel lawaai en kon ook eindeloos studeren op de Toccata en Fuga in d van Bach. Niet dat ik die stukken kon spelen, maar ik wilde ze spelen. De liefde voor de Beethovensonates is na dat eerste concert in de Woeste Es gebleven. Laatst hoorde ik in het Concertgebouw Krystian Zimmerman de drie laatste sonates van Beethoven spelen. Zo indrukwekkend mooi.