Een zerk in Westerdijkshorn

perpetua illos hiemps
triste caelum premit

Eeuwen lang
bleef hij onder dak
de erbare ende frome
klaes berens
in het kerkgebouw
waar hij preekte
verwachtende
e(e)n saelige operstandinge

daar is het tot op heden
niet van gekomen.

Ze legden naast hem
steeds andere karspellieden
vergeten zijn hun namen

zwaluwen kwamen
jaar na jaar naar oude
nesten, doken
tijdens zondagsdiensten
door gebroken vensterglas,
scheerden scherp over
donker kerkvolk
wolkjes witte vogelpoep
spattend op het grijze
hardsteen waaronder
de erbare ende frome
klaes berens wachtende
op een hiernamaals

waarover ik hier
verder niets
wil zeggen

Ze lieten hun verhalen
lieten ze na
in de oude iepen
op deze hoogte,
gingen onopgemerkt
zoals regen en wind,
verdwenen ten slotte
kwam vederzachte sneeuw

Als een man sterft
ligt hij krachteloos.

Ook in Gods huis slopen
ze zo maar het dak
boven je schedel
zodat plots lood
grijze luchten hangen
over je laatste rustplaats

schapen voeden zich
met gras en bloemblad
rond de zerk
van klaes berens
met zijn drie in steen
gehouwen klaverbladen:

vader, zoon en heilige
geest voor mijn part Ka,
Ba en Ach, de mensch,
van een vrouw geboren
is kort van dagen
en zat van onrust.

Vooral in het lage avondlicht
wordt zulks duidelijk
wanneer de torenvalk
in vergeten stilte
hangt te roesten boven
de ter aarde bestelden
van dit eiland

In deze ruimte en in een tijd
waarin heden en verleden
samenvallen vraag ik:

bewaar dit
mijn onsterfelijke landschap

Ik gebruikte inscripties van grafstenen op de dodenakker van Westerdijkshorn, een citaat van Seneca en citaten uit het boek Job.

De grafzerk van Klaes Berens lag in het kerkje van Westerdijkshorn, maar en is vermoedelijk blijven liggen toen dat gebouw rond 1800 gesloopt werd.

De tekst op de grafzerk:

ANNO 1631, DEN 28 APRIL, IS IN DEN HEERE GERUSTET DE ERBARE ENDE FROME KLAES BERENS, VERWACHTENDE EN SAELIGE OPERSTANDINGE DOERCH JESOM CHRISTOM.