Elsschot leeft (2011)

Zondagmorgen 14 augustus. We lopen op de linkeroever. Aan de overkant een stad in grijze waterdamp. Zelfs op zo’n miezerige ochtend is het silhouet van Antwerpen indrukwekkend. Ik kan niet nalaten te bedenken hoe de stad er pakweg honderd jaar geleden uit moet hebben gezien. Dus haal ik hier en daar wat hoge flats en nieuwbouw weg en met half dichtgeknepen oog blijven er dan ranke kerktorens pakhuizen en eeuwenoude woonhuizen over. Zo moet Willem Elsschot naar zijn stad gekeken hebben, voor de oorlog, toen de Duitse bommen de stad nog niet bereikt hadden. Een groot zeeschip vaart langzaam voorbij. Het maakt geen geluid. Ik zie niemand aan boord en het lijkt alsof het vanzelf naar zee drijft. De kranen bij de dokken staan stil. In de haven is niks te doen. We passeren een park waar gisteravond nog keiharde popmuziek klonk en dat er nu troosteloos bij ligt. Er is veel te doen. Mannen in zwarte outfit slepen met planken, ijzeren stellages. Ook laden ze  enorme luidsprekerboxen in een vrachtwagen die met stationair draaiende motor langs de weg staat. Op het festivalterrein zijn schoonmakers in fel oranje pakken bezig de restanten van het feestje op te ruimen. Het heeft vannacht hard geregend, zodat het park is veranderd in een modderpoel. Overal ligt rotsooi. De schoonmakers blazen plastic glazen en gore stukken papier met enorme bladblazers in de richting van een vuilniswagen. Een paar uur geleden kreeg de festivalbezoeker voor dertig van zulke plastic glazen nog een pilsje. De troosteloosheid van zo’n park na een verregend feestje. 

Door een lange tunnel onder de Schelde bereiken we de overkant. We staan op een vochtig, donker pleintje. Een zacht regentje valt op de handelaars die tussen kraampjes scharrelen met kandelaars, glazen, oude lampen en andere meuk. Een dikke man zit uitgezakt op het terras. Over een glas bier kijkt hij naar de kooplui die druk bezig zijn hun spulletjes uit te stallen. 

Als we langs de Schelde naar het MAS lopen, begint het zo hard te regenen dat we een paraplu uitklappen. Gatverdamme, wat een rotzomer. Er stopt een zwart autootje. Een donkergekleurde jongen, strak in het pak, stapt uit en loopt naar ons toe. Zijn ogen schitteren in de Antwerpse motregen als hij voor me staat: Parlez vous francais? Parlez vous francais? Hij spreekt de woorden snel en geagiteerd uit. Hij moet haast hebben, dat is wel duidelijk. Of wij ook weten waar filles zijn. Het woordje filles spreekt hij eenlettergrepig uit, of hij het over Frans draad heeft. De vraag overvalt me. Filles?…wat bedoelt hij? Dan realiseer ik me dat hij naar de hoeren wil op deze verregende zondagochtend. Even verderop bij Middelburg daveren psalmen tegen de muren van zo’n klein Gotisch eilander kerkje, op Goeree Overflakkee wordt de Heer overal geloofd en geprezen en hier, in Antwerpen, wil een jongen van een jaar of twintig naar de hoeren. 

Ik wijs een beetje dom in de richting van het havenkwartier. Daar moeten filles te vinden zijn, alhoewel…ik vraag het me af, op dit tijdstip, op zondag en bovendien in deze druilregen. Ik maak hem duidelijk dat ik hem niet kan helpen. Hij kijkt me verbaasd en ook een beetje kwaad aan en denkt dat ik hem bedonder. Hoe durf ik het te wagen met zo’n antwoord aan te komen. In Antwerpen barst het toch van de hoeren. Dat hebben ze hem in een of andere Franse stad waar hij de afgelopen week veel geld heeft verdiend tenminste verteld. De hele nacht heeft hij doorgereden naar de Belgische havenstad aan de Schelde om zijn zak te legen bij de filles. Zie ik dan niet dat de testosteron hem uit zijn oren, ogen en neusgaten komt. Hij snapt er niets van, mompelt wat in zich zelf en stapt in zijn auto. Daarin zitten twee donkergekleurde mannen. Ze kijken niet op of om. Hun hoofden zijn naar beneden gebogen. Slapen ze of zijn ze ernstig depressief? Ik kijk ze na als hun donkere Polootje weg rijdt. 

Vorige week las ik een biografie over Willem Elsschot en leefde een paar dagen in diens Antwerpen. Het boek beschrijft heel veel plekken en gebouwen die ik, omdat ik liefhebber ben van het werk van Elsschot en ook van Antwerpen, nu met hernieuwde belangstelling bekijk. Uiteraard moest ik gisteren, lopend in die regenachtige stad, denken aan Dwaallicht. Toen Elsschot zijn prachtige novelle schreef, zag het er hier, dicht bij de Schelde, totaal anders uit. Antwerpen was nog niet gehavend door de bommen die de Duitsers aan het eind van de oorlog aan de Belgische havenstad cadeau deden. 

Frans Laarmans, alter ego van Elsschot, alias Alfons de Ridder, ontmoet op een miezerige novemberavond misschien wel op de plek waar ik gisteren die drie negers zag, drie Afghaanse mannen die hem de weg vragen naar de Kloosterstraat 15. Drie Afghanen die op zoek zijn naar Maria van Dam. Zulke dingen moet een auteur niet willen opschrijven, want dan storten de literatuurwetenschappers zich op zo’n verhaal en dan worden de drie Afghanen drie koningen die op weg zijn naar een of ander Bethlehem. Niet dat Elsschot daar zelf niet aan gedacht zou hebben bij het schrijven, maar hij heeft zeker geen kerstverhaal willen schrijven. In navolging van Le Grand Meaulnes, een boek dat Willem Elsschot kon waarderen is Dwaallicht het verhaal geworden van een zoektocht naar de immer onbereikbare geliefde. Die Winterreise in Antwerpen. Vorige week zag ik nog een film over de fotograaf Sanne Sannes. Zou hij Dwaallicht gelezen hebben? Hij lustte ook wel pap van dat romantische thema.

Elsschot en Antwerpen. Ik loop er al weer tegenaan. Al weer, want meer dan tien jaar geleden was ik in deze stad en bezocht in een of ander pakhuis een fototentoonstelling waar ik voor het eerst gedichten van Bart Moeyaert las. In het Museum voor Photograpie was ook een expositie die te maken had met Elsschot. Ik kan me daar niets meer van herinneren. Wel weet dat voor het pakhuis een vrachtauto stond. Ik maakte er met een goedkoop cameraatje een foto van. De kwaliteit van de foto houdt niet over en daarom vertel ik nu maar dat op het witte vlak rechts van de auto een aankondiging staat van een expositie over Elsschot. 

Het pakhuis, de naam Elsschot en dan de letters HEJAGA op de vrachtwagen van een kaasimporteur in Antwerpen, dat is een combinatie waar iedere liefhebber van het werk van Elsschot plat voor gaat. HEJAGA kaas, dat is pas kaas! Reclameman, Alfons de Ridder had het kunnen verzinnen, heeft het trouwens verzonnen. 

Frans Laarmans, de hoofdpersoon in Kaas, moet een naam voor zijn kaashandel bedenken en komt uiteindelijk uit bij GENERAL

 ANTWERP FEEDING PRODUCTS ASSOCIATION? 

Eureka! De beginletters vormen GAFPA, een echt slagwoord, zegt Elsschot: Koop liever uw kaas bij de Gafpa mijnheer.

Ik kijk naar de foto die ik meer dan tien jaar geleden in Antwerpen maakte. Ook nu weer vraag ik me af waar HEJAGA voor staat. Ik besluit op onderzoek te gaan en lees op het internet dat HEJAGA een kaasimportbedrijf is uit Berchem, ergens in Antwerpen. Ik vind twee in memoriamsites. Zo’n in memoriamsite is een soort van digitale grafzerk. De ene site is van Henk Beevers. Hij is de stichter van HEJAGA n.v. Henk Beevers is in november 2001 in de vrede van de Heer opgenomen. De tweede is van Jan Beevers en die was mede-stichter van kaasimport HEJAGA n.v. Jan Beevers overleed een paar weken na Henk Bever. Omdat Henk en Jan al bijna tien jaar een grafzerk op internet hebben kan ik HEJA nu verklaren. Maar de letters GA dan? Ik weet het niet, maar ik doe of ik Frans Laarmans ben en verzin dat de letters G en A zouden kunnen staan voor Groothandel en Antwerpen. Bij de oprichting van de kaashandel hebben Henk Beevers en Jan Beevers vast een avond lang allerlei namen voor hun gloednieuwe firma bedacht. Eerst hebben ze misschien wel  Kaasimport Antwerpen overwogen, maar na een paar glaasjes wezen ze die optie af, want HEJAKA kaas, dat kan echt niet. HEJAKA, dat klinkt te veel naar ajakkes, naar bedorven kaas. 

Met Kaasreclame moet je oppassen, wist Frans Laarmans al in de jaren dertig van de vorige eeuw. Zijn kaashandel was gevestigd in de Verdussenstraat, maar dat kan hij beter niet vertellen aan zijn potentiële klanten. Voor je het weet, denken die klanten dat er met de kaas in de Verdussenstraat verkeerde dingen gedaan wordt. 

Elsschot leefde in Antwerpen en hij leeft er nog steeds. Dat is mij wel duidelijk geworden toen die parmantige neger me gisteren de weg vroeg naar de hoeren. 

In het Museum Aan de Stroom sta ik ’s middags lange tijd bij een schilderij waarop de meester van Frankfurt zichzelf met zijn (tweede) vrouw heeft afgebeeld. Het dubbelportret is van 1496. Op de hoofddoek van zijn vrouw heeft hij een vlieg geschilderd en bij het tinnen bord zit ook iets te wachten op de vliegenmepper. De suppoost ziet hoe ik geniet: je moet nog in de rode zaal gaan kijken, want daar heeft de meester van Frankfurt zich met zijn eerste vrouw afgebeeld. 

In de rode zaal vind ik een groot schilderij met een allegorische voorstelling van een schuttersfeest. Op het schilderij dat de meester van Frankfurt drie jaar eerder schilderde staan mannen met handbogen in een afgesloten tuin, een verwijzing naar het paradijs. Het schilderij zit vol grapjes. Zo schiet midden op het werk een kraai een straal vogeldrek in het oog van een nar en ook op andere plaatsen op het schilderij heeft de meester van Frankfurt zijn 

tijdgenoten laten lachen. Links onder helpt een man een vrouw met het plukken van appels en maakt daar een erotisch kunststukje van. Ik wil dat schilderij later nog eens op mijn gemak bekijken. Nu zijn er te veel mensen in deze zaal. De schilder en zijn vrouw zijn centraal op het schilderij afgebeeld. De meester van Frankfurt  wordt de schilder genoemd. Een noodnaam. Heeft de man zich nota bene aan het einde van de vijftiende eeuw twee keer geportretteerd en dan weten we niet hoe hij heette. De meester van Frankfurt kijkt mij ernstig aan en hij lijkt niet te merken dat zijn vrouw een hand op zijn rechter schouder heeft gelegd. Het schilderij bevat veel plaatjes van mensen die dit soort terloopse gebaren maken. De eerste mevrouw van de Antwerpse schilder heeft een hondje onder haar linkerarm, symbool van huwelijkstrouw. Ze kijkt niet vrolijk. Ze is de enige vrouw die in witte kleren is afgebeeld. Ook het hondje is wit. Was ze misschien al overleden? We weten het niet. De schilder bespeelt met één hand een psalterium. De schilder en zijn vrouw steken een beetje af ten opzichte van de andere feestgangers. De meester van Frankfurt moet de wereld rondom hem heen met humor en relativering bekeken hebben. Overal op het schilderij doen de afgebeelde mannen en vrouwen stukjes met elkaar. Ik weet niet of Elsschot in schilderkunst geïnteresseerd was, maar ik ben er zeker van dat hij het werk van de meester van Frankfurt gewaardeerd zou hebben. 

In het MAS is ook een afdeling waarin allerlei curiosa uit het depot van het museum bekeken kunnen worden. Ze staan op stellingen of zijn te vinden in grote uitschuifladen. Ik vind daar onder meer objecten uit een verzameling van een zekere Elskamp, een tijdgenoot van Elsschot. Er is een zakje dat werd gebruikt  tegen pomperijen van de duivel en ook een toverloodje in gewijde aarde gegoten dat zou helpen tegen tandpijn en zwarte wormstekige bonen. Wat een naïviteit. Mensen die goedgelovig zijn, daar zit handel in zou Boorman gedacht hebben en Willem Elsschot, de ongelovige reclameman, die een personage als Boorman bedacht, zou er beslist om gelachen hebben.

26 januari 2022 vind ik in een uithoek van mijn digitale berichtendoos een bericht van Frederic Beevers. Hij heeft mijn stukje over Elsschot en HEJAGA uit zijn computer getoverd. Ik geef hem graag het laatste woord:

Beste Fons,

Ik was op het internet wat aan het zoeken over het oude bedrijf van men vader en kwam uit op een mooie foto van een Hejaga vrachtauto. In uw schrijfwerk over Elsschot van juni 2020 volgde een leuke tekst over wat die letters zouden kunnen betekenen.

Mijn grootvader genaamd Henk Beevers (niet Bever) kwam vanuit Zutphen, Nederland naar Berchem, Antwerpen om samen met zijn twee broers een zaak in kaas op te starten. Ze gingen kazen importeren vanuit Nederland en andere goede kaaslanden en zochten daarbij een goede naam.

He van Henk dus, Ja van Jan en dan die Ga! Groothandel, dat kon inderdaad ook wel. Maar het is dus de derde broer genaamd Gabriël. De drie bevers gebruikten ze toen ook als tweede bedrijfsnaam met een mooi logo erbij.

Na een tijd is men grootvader alleen verder gegaan met de zaak samen met mijn vader. Uiteindelijk zijn ze in 2000 gestopt vermits de grote ketens meer en meer de macht kregen.

Bedankt voor de mooie oude foto en de sappige tekst over uw Elsschot wandeling te Antwerpen. Hierbij nog een oud krantenartikel over men grootvader.
Ik ben blij dat ik uw vraag heb kunnen beantwoorden over de Hejagakwestie die tien jaar gewoed heeft.

Met vriendelijke groeten,
Frederic Beevers

Postscriptum: Is de foto die op de site staat van de vrachtauto de volledige foto of maar een deel ervan. Als u nog een volledigere foto hebt, kan ik deze dan verkrijgen?