Mompou in de vroege ochtend: zondagsklokken, een pauw
roept, het treintje naar Delfzijl rijdt van stad naar zee.
Zo’n zomerdag aan het eind van juli, in vakantietijd.
Ik bezichtig géén tempels in Bangkok, snorkel
niet in de Rode Zee en niemand maakt een foto van mij
zittend op de rug van een kameel bij Marrakech;
ik luister naar Mompou en reis door (tijdloze) landschappen
die vochtig ademen na een regenbui, of loom
en dromerig achterover liggen in de zoele avondzon,
er komt koele lucht van zee en onder de blauwe lucht deint
een bootje op het water als een luit zonder snaren.
Vanmorgen luisterde ik naar Mompou en dacht
over alles wat voorbijgaat, over vrienden, geliefden
mijn god, die muziek brengt wat te weeg, –
Het was koffietijd en buiten klonk het hoge
melodieuze zingen van zo’n vogel die weg vliegt
als je opstaat en voor het raam verschijnt. Ach,
was ik daar blijven staan. Later die ochtend
vloog het beestje zich te pletter tegen het vensterglas
dat mijn zomers paradijs zó volmaakt spiegelde.
En de piano zingt, zacht en droevig …pajaroo pajaroo