Een weggewaaid blad

Zo staat het in de boeken beschreven: Op Wencesclausdag van het jaar 1415, betrad een verwarde monnik gekleed in ons habijt de refter. Wij zaten net aan tafel. Benedictus zoals deze monnik zich noemde, dacht dat hij naar zijn klooster was teruggekeerd. Hij had immers het Angelus horen luiden en naar eigen zeggen had hij twee uur geslapen onder de egelantier van de boomgaard in de kloostertuin. Dit was zijn verhaal: 

Ic began dees morgen te peijsen op dat veersken ‘Want dusent jaren voor u ooghen sijn als den dach van gisteren die overleen is.’  So badt ic gode dat hij mi soude willen vertoonen de bliscap des eeuwichs levens. 

Also ghinc ic buten den cloester, sat neder inden vergier onder een eglentiere ende hoerde boven mi een voghelken singhen. Doe nam ic een verwayt loofblat van den gront ende dede dat blat in dat breviere myn. Dat voghelken sanck soo langhe, dat ic dochte dat ic daer gheweest hadde vanden tienen tot den twaalven.  Doe hoerde ic luden de clocke ende quam ten cloester wert. Ende als ick er quam soo sach ic dat cloester verandert, tghene dat te voren van houte, was nu al van steenen gemetst. Ic vont daer wijngaerden die ic te voren niet ghesien en hadde. 

Na de maaltijd nam onze abt Benedictus apart en liet hem nogmaals zijn verhaal vertellen. Omdat hij de taal van de monnik herkende van oude documenten, kwam hij op de gedachte de kronieken te raadplegen. Hij vroeg Benedictus naar de naam van de abt in zijn klooster en zocht de hele middag in de oude kloosterboeken. Daar vond hij de naam die Benedictus had genoemd. Deze abt was 370 jaar geleden overleden. Ook las hij dat vijf jaar daarvoor een monnik genaamd Benedictus brevierend de kloostertuin in was gelopen en nooit was teruggekeerd. Had Benedictus meer dan drie eeuwen onder de egelantier geslapen, zoals de Zevenslapers van Efese lang geleden eeuwen slapend in een grot hadden doorgebracht? Onze abt vond in Benedictus’ brevier een gedroogd rozenblad als bladwijzer. Was dat 375 jaar geleden van een rozenstruik in de boomgaard afgewaaid en door Benedictus gebruikt als boekenlegger? Op de opengeslagen bladzijde las onze abt de psalmtekst waarover Benedictus sprak: Want dusent jaren voor u ooghen sijn als den dach van gisteren die overleen is…

Gods ogen…de mens heeft de plaats op de stoel van de God ingepikt, is in oorlog met de natuur en ziet niet dat hij in de eeuwige natuur als een blad is verwaaiend in een eeuwige wind.