Buiten regent het en ik zit in mijn luie stoel te bladeren in een verzamelband van het geïllustreerde weekblad De Prins.Zwartwit foto’s en interessante, gedateerde teksten brengen mij terug in een wereld van meer dan eeuw geleden. Zo’n tijdschrift geeft een blik op die wereld en die is net zo beperkt als bij het NOS-journaal. Z’o’n weekblad was bedoeld voor een breed publiek en het biedt nieuws over de meest uiteenlopende onderwerpen: rampen, kunst, vorsten, klederdrachten, jubilerende roeiverenigingen of een verslag van een alpentocht. Van de restauratie van het Rembrandthuis tot de sloop van een Friese state. Opvallend veel berichten over de luchtvaart. Geen wonder. De gebroeders Wright waren zeven jaar daarvoor met het eerste gemotoriseerde vliegtuig, de lucht in gegaan. De Prins besteedt daarom aandacht aan luchtvaartshows en ook aan vliegeniers die een lange afstand hebben afgelegd met een gemotoriseerd vliegtuig.
Het weekblad waarin ik blader, is van het jaar 1910. In dat jaar werd mijn vader drie jaar. Mijn moeder moest nog geboren worden. Er was geen radio, geen televisie geen pinautomaat, computer of mobiele telefoon. Wel rijden er auto’s, die lijken op ouderwetse koetsen.
Mijn opa bezoekt familie in de Achterhoek. Hij stuurt ’s morgens een kaart aan mijn oma. Die heb ik bewaard. Ik kom vanavond laat thuis, schrijft hij. De postbode bezorgt de kaart met deze mededeling ‘s middags bij mijn oma in Noord-Holland. Leve de uitgebreide postbezorging. Oma weet dat ze niet met het avondeten op haar man hoeft te wachten.
In De Prins wordt met bewondering geschreven over vliegeniers. Zonder uitzondering zijn dat dappere, onverschrokken mannen. Aviateurs! Zo heeft tijdens de vliegweek in Heerenveen onze jeugdige landgenoot Clement van Maasdijk zijne proeven van aviatische kunst voortgezet en ieder, die voor het eerst het verrassende sensationele schouwspel van eene opstijging en eene vlucht gadeslaat, zal met de gedachte aan het voortdurend gevaar voor een fatalen val, bewondering krijgen voor den moed en de energie van den aviateur. Jan Olieslagers is de grote held van het luchtruim in zijn zoo sierlijk zwevenden en manoeuvreerenden Blériot-eendekker. Een mij onbekende G.P. Küller, The real flying Dutchman, wordt een stoutmoedige en volhardende aviateur genoemd. Deze kranigen landgenoot vloog in twee dagen bijna 627 kilometer. Küller is in 1910 ook nog in Soerabaya waar hij met daverende toejuichingen begroet, gelauwerd en rondgedragen wordt.
De aviateur Renaux is na een stouten tocht vanaf Parijs geland op de top van de Puy de Dôme. Met die prestatie verdient hij 100.000 francs. De Fransche aviateur Bréguet vliegt met 10 passagiers met een snelheid van 100 km per uur. Zijn we op weg naar een luchttramdienst, vraagt de verslaggever zich af. Graaf d’Hespel moet een noodlanding maken in een roggeveld en Beaumont vliegt van Parijs naar Rome.
Tussendoor een sentimenteel verhaal over de dappere Laurence en zijn zwijmelende Violet: Iederen keer als je vliegt Laurence klopt mijn hert tot berstens toe, roept ze hartstochtelijk uit. Aandoenlijk vrouwtje!
Tussen al die stoere aviateurs één vrouwelijke luchtvaartpionier, Hélêne Dutrieux. Een interessante dame, lijkt me.