ICARUS

In zijn Metamorfosen vertelt Ovidius over Icarus en zijn vader Daedalus die gevangen worden gehouden op Kreta door koning Minos. Daedalus wil door de lucht ontsnappen van het eiland. Hij maakt van vogelveren vleugels en bevestigt die met bijenwas aan zijn lichaam en dat van zijn zoon. Hij waarschuwt Icarus niet laag te vliegen, zodat het zeewater de veren nat en dus zwaar maakt en vooral niet te hoog. Dan immers kan de was waarmee de vleugels zijn vastgemaakt door de hitte van de zon smelten. Ze stijgen op, maar Icarus vliegt ondanks de waarschuwingen van zijn vader hoger en hoger, zodat de was smelt. Hij valt in zee en verdrinkt.

Schrijvers, dichters en beeldende kunstenaars hebben de klassieke mythe op verschillende manier naar hun hand gezet. Sommigen legden het accent op de vlucht van Icarus uit de gevangenschap. Zo schilderde Charles Paul Landon het moment waarop een zorgzame Daedalus zijn engelachtige zoon Icarus loslaat.

De meeste kunstenaars verbeeldden niet de vlucht omhoog, maar juist de val van Icarus in de zee. Icarus staat dan voor de hoogmoedige, de mens die te hoog wil vliegen ook in overdrachtelijke zin, de mens die geen maat kan houden of die niet luistert naar de autoriteiten. Drie literaire voorbeelden uit deze categorie.
Bredero vergelijkt Icarus met de mens die geen maat houdt:

Met Icarus hy doolt die niet hout middel-maet,
Die ’t padt der Deught wil gaen, den middel wech moet nemen.

Mensen moeten hun beperkingen kennen vond Bredero’s tijdgenoot Coornhert. Gebrek aan zelfkennis doet huer moedt te hoogh verhoghen, / En meer bestaan (willen) dan zy vermoghen (aankunnen). /Dit doet huer oock int hooghe vlieghen,/ Als Icarus huer (zich) zelf bedrieghen:/ Die met zyn zwacke veren vloogh / Te na (dicht) an ’t hete werelds oogh (de zon):
De moraal: Zo valt altyd in schande en blaamt / Die hoogher vlieght dan hem betaamt.

Focquenbroch ten slotte spot met mensen die er te verheven gedachten op nahouden.
Bedenk dat indien ghy uw gedacht,/ Op so verheven, en soo hoogen plaets wilt wennen:/ Light al uw hoop vervalt, en werdt tot niet gebracht. / Siet toe dan, so ghy niet als Icarus wil vaeren, / Keert van dees heete Son, uw teere wiecken af:/ Haer straelen dreygen u met ’t vallen in de Baeren.

Hoogmoed komt voor de val, dat wil zeggen gaat eraan vooraf. Ger Lataster spot met zichzelf. Hij beeldde de val van Icarus af op een plafond in het Mauritshuis. Wat matig ik me aan, is zijn achterliggende gedachte: ben ik niet als Icarus en vlieg ik niet te hoog nu ik een schilderij maak in dit gebouw tussen grootheden als Rembrandt en Vermeer?

Anders dan Lataster blijft de schilder Pieter Brueghel de Oude dicht bij het door Ovidius opgetekende verhaal. Op zijn schilderij uit het Musée des Beaux Arts in Brussel met de titel De val van Icarus of Landschap met de val van Icarus valt Icarus niet; hij is in zee beland en dreigt te verdrinken. Zijn twee benen steken nog boven het water uit.

Opmerkelijk is dat de door Ovidius genoemde ‘toeschouwers’ van de val, de ploegende boer, de herder die op zijn staf leunt en de visser niets lijken mee te krijgen van de ramp.
Brueghel schilderde het rampzalig einde van het Icarusverhaal. Icarus dreigt te verdrinken en alles en iedereen gaat ‘gewoon’ door. Onverschilligheid voor het leed van de ander, dat is een actueel thema. Onverschilligheid is de banaliteit van het kwaad zegt Hannah Arendt: wie onverschillig is en niet reflecteert op wat er gebeurt, neemt geen verantwoordelijkheid. Onverschilligheid. Het gedicht van W.H. Auden sluit naadloos aan bij dit thema.

Musée des Beaux Arts

Als het over leed ging, zaten ze er nooit naast,
de Oude Meesters: hoe goed begrepen ze dat het hoort
bij een mensenleven; hoe het er zomaar is
terwijl iemand anders eet of een raam openzet of domweg langs loopt;
hoe, als mensen op leeftijd vol eerbied, hartstochtelijk wachten
op een wonderbaarlijke geboorte, er altijd kinderen zullen
zijn die niet perse willen dat het allemaal gebeurt, schaatsend
op een vijver aan de rand van het bos:
Zij vergaten nooit
dat zelfs afschrikwekkend martelaarschap hoe dan ook zijn beloop
moet hebben in een hoek, op een rommelige plek
waar honden hun hondse leven leiden en waar het paard van de beul
met z’n onschuldige kont tegen een boom schurkt.

Op Brueghels Icarus, bijvoorbeeld: hoe alles zich afwendt
van de ramp zonder enige haast; de boer die ploegt moet
de plons toch gehoord hebben, de nog naklinkende schreeuw,
maar voor hem was het niet zo’n grote ramp; de zon scheen
zoals dat hoorde op de witte benen die in het groene water
verdwenen; en het kostbare, broze schip dat iets verbazingwekkends
waargenomen moet hebben, een jongen die uit de lucht valt,
moest ergens naar toe en zeilde rustig verder.

Kunstenaars gebruikten het verhaal van Icarus op verschillende manieren, schreef ik. Het hierboven weergegeven kunstwerk van Laure Prouvost hoort tot de eerste categorie. Het is een eigentijdse interpretatie van de triomfantelijke vlucht van Icarus. Icarus is geen engelachtige jongeman, maar een bejaarde vrouw. Prouvost’ kunstwerk heeft de titel In the mist of it all, above front tears. Gaat dit bijzondere kunstwerk over het verlangen van de mens weg te vliegen boven the mist of it all, above front tears, d.w.z. tranen en grenzen (frontiers)? Dat verlangen op te stijgen, dat kennen bejaarden en vrouwen net zo goed als jonge mannen.

Ik vraag me af of er nog een onderliggende boodschap in dit kunstwerk is te vinden: dat Icarus viel is geen mislukking, eerder het einde van een poging op te stijgen. Blijf verlangen naar een wereld voorbij the mist of it all, zou ik (met Prouvost) willen zeggen, ook al word je stokoud en ben je onherstelbaar verrimpeld!