Sinds ik met een kruk loop, is er altijd wel iemand die in een overvolle trein of bus opstaat en mij een zitplaats aanbiedt. Van dat aanbod maak ik niet altijd gebruik, maar toch … ik ben iedere keer weer verrast. Want opstaan voor iemand die slecht ter been is, dat is toch ouderwets, dacht ik. Dat blijkt niet zo te zijn.
Wel is me opgevallen dat steeds iemand met een donkere huidskleur zijn/haar plaats aanbood. Dat moet toeval zijn, maar mijn “gevoel” zou me kunnen dicteren dat jonge witmannen of witvrouwen onbeschaafder zijn dan jongeren van Turkse, Marokkaanse of Syrische huize?
Dat soort gevoelens bestaan, ze woekeren en bepalen het politieke klimaat in Nederland. Ze worden gevoed door de boze man die een “fijne” neus heeft voor gevoelens die leven bij potentiële kiezers. Hij heeft er geen probleem mee anderen voortdurend te beledigen en een rot gevoel te bezorgen. De boze man leeft in een land waarin hij alles kan zeggen en hij zegt dan ook alles. Hij noemt dat vrijheid van meningsuiting. Ik noem dat oorlog voeren. Hij heeft een dagtaak aan het kwetsen van mensen. Haat is zijn grootste drijfveer. Niemand die hem stopt. Hij hoeft ook helemaal niet op te houden, want de Nederlandse Staat betaalt zijn uitgebreide lijfwacht die hem vierentwintig uur per week beschermt.
A propos discriminatie…
Lang geleden liep ik met een collega door school. We gingen de trap af en zagen beneden in de hal twee jongens met elkaar vechten. Mikel, een gekleurde jongen van Marokkaanse afkomst lag boven op de Groningse Kees. Hij wilde uithalen om Kees een mep te geven, maar mijn collega pakte hem bij zijn arm vast: Mikel, wat doe je nou? Hier in school wordt niet gediscrimineerd!! Kees krabbelde op, Mikel keek ons stomverbaasd aan. Zei geen woord. Beide jongen dropen af.