Litene

Geschreven voor het Noordelijk Vocaal Ensemble

Overal, ook op de verlaten
exercitieplaats bij Litene
liggen vergeten kranten,
volgeschreven met gebeurtenissen,
gevuld met herinneringen.

Ze verouderen in zon en regen,
worden gewist door een koude
noordenwind.

Jij, jij bent zo’n herinnering,
na zoveel jaren ben je
niet eens meer zichtbaar.
Verdwenen is jouw portret,
niemand roept nog je naam,
gewist ben je en met jou
honderden anderen

Ik zie jullie staan in de ochtendzon
op een legerplaats bij Litene,
de zomer was net begonnen
om precies te zijn, het was
de veertiende juni van het jaar
negentienhonderd eenenveertig
.

In Nederland was het een druilerige dag

Jij leefde, maar vraag niet hoe
want je hoorde al niet meer
tot deze wereld, je rook de ochtendlucht,
zonlicht hechtte zich aan je uniform.
Nooit, nooit meer zou je een later kennen
.

Niet alleen de zomer,
ook jouw leven
was amper begonnen.
Met andere veroordeelden,
bestudeerde je de lijn
van de horizon voorbij
het prikkeldraad – wat moest
je anders – keek
naar de opstijgende lucht
boven het veld, hoorde klagend
de schreeuw van een buizerd,
hoog, heel hoog in de ruimte,
je voelde de tijd weg
glijden, steeds dieper
vergleed de tijd
.

Ach, noordenwind,
vertel me waaraan hij dacht
toen men hem fusilleerde
.

Waren het de kastanjebomen
voor het ouderlijk huis?
De houten schoolbank,
de pijn in vingers en hand

vervloekte kroontjespen –
of dacht hij aan een sopraanstem
samenvloeiend met het zoete bewegen
van een hobo? Was het het rood
van de klaproos of het geluid
van de branding – hij dook
met open ogen in de golven –
het fluitje op het sportveld,
die akker met korenbloemen
in de schemering, het blad
dat van de boom valt, alle
dagen van de week, de zaterdag
de zondag, de maandag, de dinsdag,
de uren van de dag of het gezicht,
haar gezicht,
het lieve gezicht van haar?

Een wolk drijft gewichtloos
door het luchtruim. Verderop
ploegt een boer zijn akker
een houten hek beweegt in de wind
.

Terwijl het licht opschuift
buigt de dood zich voorover.
De engel van de laatste troost
omhelst hem en fluistert:
je bent een mens, maar
schaam je niet!

Ach, noordenwind,
vertel me wat hij dacht
toen men hem fusilleerde.