Op een overwoekerd pad

Dinsdag 23 juli spelen Paul Komen en Matthijs Broersma muziek van Janáček in Maarhuizen. De pianomuziek van “Op een overwoekerd pad” wordt afgewisseld met teksten en gedichten. Karel Buskes maakte tekeningen bij de muziek. Die zijn op 23 juli in Maarhuizen te zien.

Leoš Janáček schreef tussen 1901 en 1911 twee series korte pianostukken. Die verzameling miniatuurtjes gaf hij de titel Op een overwoekerd pad. Herinneringen van lang geleden, schreef hij, herinneringen die mij zo dierbaar zijn, dat ze nooit zullen verdwijnen. (..) Er is een liefdeslied op dit pad, maar ook bittere teleurstelling

De eerste delen van Op een overwoekerd pad zijn sfeervolle herinneringen aan een jeugd in de bergen en wouden van Moravië waar Janáček de eerste elf jaren van zijn leven woonde. Hij verwerkte er flarden volksmuziek in en verbond zijn pianostukken daarmee ook muzikaal met zijn jeugd in dat Moravische dorpje. De laatste miniatuurtjes uit deze reeks hebben te maken met de lange lijdensweg en het sterfbed van zijn dochter Olga. Ze overleed in de tijd dat Janáček werkte aan deze pianomuziek. 

Op een overwoekerd pad. Is het een metafoor voor het leven dat achter ‘ons’ ligt, of voor de werking van ons lange termijngeheugen? Laat de componist met deze titel zien dat we ons in overdrachtelijke zin een weg moeten banen door netels, braam en struikgewas als we het spoor naar ons verleden terug willen vinden?

We weten het, niemand is baas
in eigen hoofd, slapend
rekt het brein zich soepel uit
en gaat een eigen gang.
Zoals bloed in verborgen tunnels
vindt ook de geest overwoekerde
paden in een nerveuze onderwereld
waar van alles gebeurt: mijn huis
stort in, ik val in een ravijn of ben alleen
in een morsig hotel, ren door eindeloze
gangen langs honderden gesloten deuren
wanhopig op zoek naar een toilet.
Vannacht ontmoette ik een oude vriend
in een verlaten dorp, hij is niet de enige dode
die zich meldt vanuit de geheugenopslag.
Als de geest uit het dak gaat, blijken tijdingen
uit vergeten kranten nooit gewist, angsten
niet overwonnen, ik ben werkelijk geen baas
in eigen hoofd, doe soms ‘s nachts examen,
geen idee waarin, weet niks, geen woord
breng ik uit, kom boven water met kloppend hart.

Laatst scharrelden oude mannen in mijn onderhuidse.
Te midden van netels, braam en tussen sprokkelhout
hadden ze in een kier van tijd mijn moeder gevonden.
Ze was het helemaal, al jaren weg, toch liep haar klok
weer als vanouds, ze had koffie gezet, taart gebakken,
speelde Schumann, de zo vertrouwde pianoklanken

en riep vanuit haar onderzeese tuin dat ik thuis moest komen.